Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Partij van de Arbeid (PvdA) Geschiedenis

PvdA jaaroverzicht 1989

Uit: P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1989. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1989' in: G.Voerman en P. Lucardie (red.), Jaarboek 1989 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1990), 15-59, aldaar 37-42.

Inleiding

Verliezer van de verkiezingen, winnaar van de formatie: zo zou men de PvdA in 1989 kunnen betitelen. Het vernieuwingsproces van de sociaal-democratie scheen dit jaar (voorlopig) afgesloten te worden.

Vernieuwing en interne ontwikkelingen

Op 10 januari sloot het partijbestuur de discussie over programmatische vernieuwing voorlopig af met de verklaring Om de kwaliteit van de toekomst. De sociaal-democraten wezen het ideaal van een 'terugtredende overheid' af; collectieve lasten konden niet drastisch dalen. Voor onderwijs en milieu was juist meer geld nodig, terwijl de sociale uitkeringen weer aan de loonontwikkeling gekoppeld dienden te worden. Linkse sociaal-democraten rond de gewezen vice-voorzitter en oud-Kamerlid Stan Poppe vonden de ideologische vernieuwing toch te ver naar rechts gaan en vormden een 'projectgroep Socialisme 2000'. Een enkeling als oud-partijbestuurder Piet Reckman stapte (in september) over naar Groen Links. Ook de cabaretier Freek de Jonge verliet de PvdA, die in zijn ogen idealisme en cultuurbesef miste. Het bestuur van het gewest Noord-Holland Zuid uitte soortgelijke klachten.

Partijvoorzitter Marjanne Sint vroeg in haar rede op het congres van 24 en 25 februari ook aandacht voor cultuur. Zij kondigde bovendien aan dat het vernieuwingsproces verder zou gaan. Het congres koos haar opnieuw tot voorzitter. Secretaris Wim van Velzen werd niet herkozen; voor zijn opvolging meldden zich verscheidene kandidaten. Een krappe meerderheid op het congres gaf de voorkeur aan Alard Beck, secretaris van het gewestelijk bestuur in Gelderland, boven de meer vernieuwingsgezinde kandidaten Peter Rombouts en Berend Jan van den Boomen, die hadden gepleit voor meer openheid in organisatie en partijcultuur.

Openheid en vernieuwing stonden ook de redactie van het partijblad Voorwaarts voor ogen. In december boden de twee redacteuren hun ontslag aan omdat ze hun onafhankelijkheid in gevaar zagen komen - ten onrechte, meende het partijbestuur.

Verkiezingen  

Het program voor de Europese verkiezingen werd door het PvdA-congres op 24 en 25 februari vastgesteld. Het congres ging verder dan het partijbestuur in kritiek op de NAVO en wilde streven naar vermindering van defensie-uitgaven met 5%.

De kandidatenlijst werd vastgesteld op de partijraad van 11 maart. Een onafhankelijke commissie onder voorzitterschap van het kamerlid Ter Beek had een advieslijst gemaakt die de goedkeuring van het partijbestuur kreeg, maar niet die van de partijraad. Gewestelijke bestuurders hadden in een besloten vooroverleg een alternatieve lijst opgesteld, die vanaf de vijfde plaats afweek van de advieslijst. Voor die plaats had de commissie A. Goedmakers, vice-voorzitter van de partij, voorgedragen. Door de gewestelijke lobby verloor zij die plaats en 'gleed' steeds verder omlaag tot ze met stakende stemmen en loting uiteindelijk de negende plaats kreeg. Van Velzen, juist afgetreden als partijsecretaris, kwam op de zesde plaats. J.N. Scholten, oud-kamerlid voor het CDA, belandde tot zijn teleurstelling op een onverkiesbare veertiende plaats.

P. Dankert, opnieuw lijstaanvoerder, baarde aan het begin van de campagne opzien met onthullingen over een enorme boterfraude. In juni zwakte hij zijn beschuldigingen enigszins af. Het is niet zeker of dit de povere resultaten van de verkiezingen voor de PvdA (mede) kan verklaren. Goedmakers, die in maart nog net zeker leek van een verkiesbare plaats, bleef buiten het Europees Parlement - althans tot november, toen Dankert en d'Ancona hun zetels in dat parlement opgaven voor een staatssecretariaat respectievelijk ministerszetel en Goedmakers alsnog tot de fractie kon toetreden.

Voor de Tweede Kamerverkiezingen presenteerde het partijbestuur op 21 mei een ontwerp-program dat een tamelijk gematigde indruk maakte. Te gematigd, in de ogen van de Jonge Socialisten (JS) en de FNV. Bevriezing van defensie-uitgaven en een werkweek van 35 uur ging de jongeren niet ver genoeg; de vakcentrale vond de voorgestelde inkomenspolitiek te mager voor de minima. De uitkeringen zouden volgens het ontwerp wel aan de lonen gekoppeld moeten worden, mits die lonen niet te snel zouden stijgen. CDA en D66 konden zich daar wel in vinden, maar niet in het streven de belastingverlaging (volgens het plan-Oort) voor hogere inkomensgroepen ongedaan te maken. De VVD ging veel verder in haar kritiek en vond het hele program te duur.

Een coalitie tussen PvdA, D66 en VVD leek aanvankelijk nog een serieuze optie, maar verdween langzamerhand uit het gezichtsveld. Op de - voornamelijk aan huishoudelijke zaken gewijde - partijraad van 24 juni stelde PvdA-leider Kok dit met zoveel woorden vast.

Op het buitengewoon congres van 6 en 7 juli in Den Haag werd Kok bij acclamatie herkozen als lijsttrekker. Bovendien werd het verkiezingsprogram vastgesteld, in iets scherpere bewoordingen dan het ontwerp. Het partijbestuur had dat voordien al aangescherpt op enkele punten. De defensie-uitgaven moesten omlaag - al werd niet gezegd met hoeveel - en de uitkeringen zouden met terugwerkende kracht verhoogd worden. Het congres ging hiermee akkoord. Het eiste echter ook een kortere werkweek - 32 in plaats van 35 uur - en een sterkere positie voor het openbaar onderwijs. Desondanks heette het in de pers een mild en volgzaam congres.

Kok leverde in zijn toespraak kritiek op CDA en VVD, terwijl partijvoorzitter Sint Groen Links hard aanpakte in haar rede. De PvdA wees een lijstverbinding met Groen Links af en richtte zich nu duidelijk op een coalitie met het CDA. Toen de christen-democraten aanstoot namen aan de congresbesluiten over het onderwijs, zwakte de partijtop die besluiten af. Tegelijkertijd bleef het CDA de grootste concurrent in de verkiezingsstrijd. In het heetst van de strijd werd de toon dan ook scherper.

Euthanasie, belastingverlaging en werkgelegenheid vormden de belangrijkste twistpunten. Bij zijn pleidooi voor een Zweeds model van werkgarantie kreeg Kok steun van de Zweedse minister-president, de sociaal-democraat Carlsson, die daartoe op 4 september in Rotterdam kiezers toesprak. De verkiezingscampagne van de PvdA werd ook begeleid door het Britse reclamebureau Saatchi en Saatchi; maar kort na de verkiezingen besloten beide hun samenwerking te beëindigen wegens een te grote 'cultuurkloof'.

De slechte verkiezingsuitslag, voorspeld in verschillende peilingen, werd door de sociaal-democraten laconiek opgevat. Een groot aantal oudgedienden keerde niet in de Kamer terug, om uiteenlopende redenen. Zo hadden H.J. Roethof, W. Jabaaij, I. Müller-van Ast en J. M. Worrell zich niet kandidaat gesteld. H. Knol en R. P. Hummel lagen moeilijk in de partij; de laatstgenoemde stond op een onverkiesbare plaats en kreeg ondanks een actie van zijn Limburgse vrienden te weinig voorkeursstemmen voor een zetel. P. de Visser en J.J. Feenstra stonden hoger op de lijst maar niet hoog genoeg. De fractie telde acht nieuwe leden en bestond voor meer dan een kwart uit vrouwen.  

Formatie  

Op 9 september kwam de partijraad bijeen om de verkiezingen te bespreken. Over het verlies van drie zetels werd echter nauwelijks gesproken, de blikken richtten zich voornamelijk op de toekomst. Kok koesterde hoop op een coalitie met CDA en D66, mits dat geen 'vechtkabinet' zou worden zoals in 1981/82. De partijraad volgde hem en stelde geen lastige voorwaarden, zoals destijds. Alleen de Jonge Socialisten verzetten zich en verdedigden een coalitie met de VVD. Politiek leider Kok kreeg zo voldoende ruimte in de formatie-onderhandelingen.

Op 6 november legde hij de resultaten van die onderhandelingen voor aan een buitengewoon partijcongres in Amersfoort. Ook nu morden slechts de jongeren; maar zelfs zij stemden uiteindelijk in met het regeerakkoord. De meeste afgevaardigden toonden zich enthousiast, ook over de ministerkeuze.

In de partij toonde een enkeling zich ontevreden, zoals oud-minister van defensie Stemerdink, die in augustus al gepasseerd was bij de benoeming van een nieuwe burgemeester in 's Hertogenbosch en nu de portefeuille van defensie toebedeeld zag worden aan partijgenoot Ter Beek. Stemerdink had kritiek op de personele invulling, maar ook op de inhoud van het regeerakkoord dat teveel christen-democratische elementen zou bevatten (De Tijd, 10 november 1989). Een ander vooraanstaand partijlid, het kamerlid Kombrink, betwijfelde of Kok er verstandig aan had gedaan naast vice-premier ook minister van financiën te worden. De portefeuille van financiën zou Kombrink overigens zelf niet zonder meer aanvaard hebben (Vrij Nederland, 4 november 1989).

Na de kabinetsformatie traden enkele nieuwe leden tot de Tweede Kamerfractie toe, waaronder B. Middel, in 1988 voorzitter van de 'Commissie C' die de organisatie van de partij kritisch had doorgelicht. Milieudeskundige J.J. Feenstra keerde in de Kamer terug. Als fractievoorzitter werd Kok opgevolgd door Th. Wöltgens, die pas een jaar daarvoor vice-voorzitter was geworden. Als vice-voorzitters koos de fractie F. Leijnse en J. van Nieuwenhoven.

Voorbereiding gemeenteraadsverkiezingen en interne ontwikkelingen

De gemeenteraadsverkiezingen van 1990 wierpen een schaduw vooruit op de PvdA, vooral in de grote steden. Soms kwamen latente spanningen daarbij aan de oppervlakte.

In Rotterdam trad in december het gewestelijk bestuur in zijn geheel af naar aanleiding van de kandidaatstelling. Het kamerlid Kombrink, die door het bestuur als kandidaat-wethouder voor de vierde plaats was voorgedragen, werd nummer 7 en bedankte toen voor de eer. Kort daarvoor was een probleem ontstaan toen een groep Turkse leden uit de partij dreigde te stappen omdat er geen Turkse kandidaat op een verkiesbare plaats zou komen. Het landelijke partijbestuur stelde een commissie in om te bemiddelen in Rotterdam.

Bemiddeling bleek niet nodig in Amsterdam, waar wethouder P. Jonker op een minder eervol geachte zesde plaats kandidaat gesteld werd en waar oud-fractievoorzitter P. Mug een onverkiesbare plaats toebedeeld kreeg.

In Den Haag was al eerder een crisis ontstaan rond de plannen voor een nieuw stadhuis. Twee PvdA-wethouders, G. van Otterloo en A. Duivesteijn, stonden daarbij tegenover elkaar. In juni namen beiden ontslag. Zij stelden zich ook niet meer kandidaat voor de raad. Naast persoonlijke tegenstellingen speelden ideologische verschillen een zekere rol, meende Duivesteijn. Met deze crisis kwam ook een eind aan het linkse meerderheidscollege in de hofstad; vanaf juli bestuurde de PvdA de stad samen met CDA en VVD.

Ideologische verschillen kwamen ook aan het licht bij een hele andere kwestie: de Palestijnse. Op 23 november hielden vertegenwoordigers van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO een solidariteitsbijeenkomst in Den Haag, waarbij vertegenwoordigers van alle grote partijen uitgenodigd waren. VVD, CDA en D66 besloten de bijeenkomst niet bij te wonen. In de PvdA ontspon zich hierover enige discussie. Het partijbestuur wilde uiteindelijk geen spreker leveren, maar het Europees Parlementslid Metten voerde op eigen initiatief het woord.

Verwante instellingen en publikaties

De Rooie Vrouwen in de PvdA bezonnen zich in 1989 op hun toekomst. Er werd wel eens aan hun bestaansrecht getwijfeld, nu de tweede feministische golf weg leek te ebben en de partij veel verlangens van de vrouwenbeweging had overgenomen. De vrouwenorganisatie dacht daar echter anders over. I. van Dijk, op 28 en 29 januari tot voorzitter gekozen als opvolger van G. Faber, noemde onder meer voldoende kinderopvang en ouderschapsverlof als doelstellingen op korte termijn.

Ook de leiding van het wetenschappelijk bureau van de PvdA werd in 1989 vernieuwd. J. Th. J. van den Berg aanvaardde in november de leerstoel voor Nederlandse politiek en parlementaire geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden en werd opgevolgd door zijn adjunct-directeur, P. Kalma. Diens geschrift Socialisme op sterk water, gepubliceerd in 1988, vormde aanleiding voor een conferentie van de Wiardi Beckman Stichting op 28 oktober. Het wetenschappelijk bureau organiseerde ook in 1989 een studiedag over de arbeidsmarkt (in april) en over massa-werkloosheid in grote steden (mei). Het publiceerde verscheidene rapporten: Kwaliteit in discussie: woningbouw onder invloed van bezuinigingen en deregulering, onder redactie van N. de Vreeze; M.A. Hajer, De stad als publiek domein, en in samenwerking met het Centrum voor Lokaal Bestuur: (Voor)uitzicht op een lokaal huisvestingsbeleid geschreven door R. Blom en J. Schuyt.

De Evert Vermeer Stichting gaf in 1989 onder redactie van N. Schrijver de bundel Mensenrechten, voor armen weggelegd? uit.

De Jonge Socialisten vervulden in 1989 niet alleen een kritische, maar ook een ondersteunende rol. Op 3 september organiseerde de jongerenorganisatie een groot pop-festival in Haarlem, waar de lijsttrekker ruim 20.000 bezoekers kon toespreken.

Niet formeel met de PvdA verbonden maar wel verwant is de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers, die op 15 april in Bentveld haar zeventigjarig bestaan vierde. Voorzitter C. Huijsen en PvdA-voorzitter Sint spraken over het thema 'Naar een nieuw beginselprogram voor de PvdA'.

Personalia

Op 11 juni overleed P. Lieftinck, van 1945 tot 1952 minister van financiën. Van huis uit christelijk-historisch, sloot hij zich in 1946 aan bij de Partij van de Arbeid. In 1970 stapte hij over op DS'70, voor korte tijd. Na zijn ministerschap had hij functies vervuld bij de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds.

In augustus  overleed F. de Jong Edz., oud-directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Tot kort voor zijn dood was hij actief in de discussie over de grondslagen van de partij -onder meer in de projectgroep 'Socialisme 2000'.

Laatst gewijzigd:22 februari 2023 16:12