Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Democraten 66 (D66) Geschiedenis

D66 jaaroverzicht 1994

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1994. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1994' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995), 14-91, aldaar 46-51.

Inleiding

Het jaar 1994 was een hoogtepunt in de geschiedenis van D66. De lang gekoesterde droom van een kabinet van D66, PvdA en VVD - de 'paarse' coalitie - werd werkelijkheid. De basis daarvoor werd mede gelegd door de bijzonder succesvol verlopen Tweede Kamerverkiezingen, waarbij D66 haar zeteltal van twaalf naar 24 zag stijgen. De winst kon­digde zich al aan bij de raadsver­kiezingen in maart.

Gemeenteraadsverkiezingen

Bij de kandidaatstelling voor de gemeenteraadsverkiezingen deden zich in enkele afdelingen problemen voor met ex-PvdA-leden die zich recentelijk als lid bij D66 hadden ingeschre­ven. Met name in de afdelingen Arnhem en Zandvoort zouden ge­wezen sociaaldemocraten uit zijn geweest op verkies­bare plaatsen op de kandidatenlijst. Volgens het hoofdbestuur waren de reglementen echter niet overtreden. Het schatte dat enkele honderden ex-PvdA-leden de laatste jaren de overstap naar D66 hadden gewaagd (de Volkskrant, 26 februari 1994).

Het aantal gemeenten waarin D66 aan de gemeenteraadsverkiezin­gen deelnam, groeide sterk. In 1990 deed de partij in zo'n 250 ge­meenten mee; in 1994 in ruim vierhonderd. Tegelijkertijd nam het stempercentage toe. Door beide factoren steeg het aantal zetels aanzienlijk: van 663 naar 981. In tegenstelling tot vier jaar geleden wist de partij de voor­uitgang dit keer wel in klinkende munt om te zetten. Het aan­tal wet­hou­ders in de twintig grootste gemeenten verdubbelde ruim­schoots. Zo maakte D66 onder meer haar opwach­ting in de colle­ges van burgemees­ter en wethouders van Rotterdam, Leiden en Til­burg. In to­taal nam D66 nu met 134 wet­houders in 92 gemeen­ten aan de colleges deel.

Kandidaatstelling Tweede Kamerverkiezingen

In januari werd de uitslag bekend van de schriftelijke stem­ming onder de leden van D66 over de volgorde van de kandi­da­tenlijst voor de Tweede-Kamerverkie­zingen. Aan de stemming nam ongeveer 30% van de 14.500 leden deel. Als eerste kwam Hans van Mierlo uit de bus, gevolgd door Gerrit Jan Wolffen­sperger. De eerste acht kandidaten waren allen zittende Kamer­leden. De eerste nieuweling was het Zeeuw­se statenlid Joke Jorritsma-van Oosten, op de negende plaats. Bij de eerste twaalf kandida­ten stonden zes vrouwen. In het voorstel van de stemad­viescom­mis­sie dat in december 1993 bekend was geworden, waren de jour­nalistes Marijn de Koning, Guikje Roethof en M.P.M. van der Ven lage posities toebedeeld. De leden dachten daar echter anders over. Zij plaatsten hen respectievelijk op plaats ne­gentien, 24 en 31. Op de vierendertigste positie stond Michel van Hulten, van 1973 tot 1977 namens de PPR staats­se­cretaris van Ver­keer en Water­staat in het kabinet Den Uyl.

De algemene vergadering van 4 en 5 februari wees Van Mierlo aan als lijsttrekker van D66. 'Als D66 een grote partij wordt dan betekent dat onherroepelijk dat ook in het binnen­land een eind is gekomen aan het tijdperk van de politieke supermach­ten', al­dus Van Mierlo in zijn slottoe­spraak (NRC-Handelsblad, 7 fe­bruari 1994).

Verkiezingsprogramma Tweede Kamerverkiezingen

Evenals CDA en VVD paste ook D66 haar verkiezingspro­gramma aan de verslechterende economische omstandigheden aan. Boven de al voorgestelde tien miljard gulden aan bezuinigingen moest nog eens twee à drie miljard omgebogen worden. Voor de invulling hiervan stelde de programcommis­sie onder andere kortingen op de land­bouwsubsidies, de ambtenarensala­ris­sen, de kin­der­bij­slag en de WW voor.

Op 4 en 5 februari stelde de algemene vergadering het verkie­zings­pro­gramma vast. Ruim zevenhonderd amendementen moesten be­han­deld worden. Verrassende wijziging was het be­sluit om de tekst in het ontwerp-program waarin de afschaf­fing van de Eerste Kamer werd overwo­gen, te schrappen. Sinds de oprichting had D66 altijd gepleit voor af­schaffing van de senaat, omdat deze niet rechtstreeks door de kiezer wordt verkozen. Verder werden de milieu-eisen in het program aangescherpt, onder meer met betrekking tot de Betuwelijn en de uitbreiding van Schip­hol. Ook meende het congres dat er geen nieuwe kerncen­trales bij mochten komen. Over het voorstel om tabaksreclame wette­lijk te verbie­den, ontstond een discussie tussen degenen die de volks­gezond­heid als uitgangs­punt namen en zij die de vrij­heid van me­ningsui­ting als door­slaggevend beschouwden. De eersten trokken aan het langste eind.

Campagne Tweede-Kamer- en Europese verkiezingen

'Dit is het moment' en 'U wint'. Onder deze leuzen voerde D66 haar campagne voor de Kamer- en Europese verkiezingen, die op 16 april in Utrecht van start ging. Tijdens de campagne kwamen de Jonge Democraten - de jongerenorganisatie van D66 - in aan­varing met Van Mierlo, naar aanlei­ding van zijn voorstel om AOW-ers een eenmalige uitkering te geven. 'Een doekje voor het bloe­den', aldus JD-voorzitter H. de Vos. Tijdens de cam­pagne kondigde Van Mierlo aan dat de invoering van een referendum een 'hard punt' zou worden in de komende kabinetsformatie. Op 23 april ontvouw­de hij hier­voor concrete plannen, samen met het Tweede Kamerlid Olga Schelte­ma-de Nie. Op korte ter­mijn zou op gemeen­telijk en provinciaal ni­veau een advise­rend referen­dum moeten worden ingevoerd. Zo zou erva­ring kunnen worden op­gedaan voor de introductie van een landelijk correc­tief (bin­dend) refe­rendum.

Een uitgebreid verslag van de campagne voor de verkiezingen van gemeente­raden, Tweede Kamer en Europees Parlement ver­scheen in oktober onder de titel 'D66 staat voor niets'. Hoe D66 330 zetels won. Tot de auteurs behoor­de campagneleider Lennart van der Meulen.

Tweede-Kamerverkiezingen

De verkiezingen voor de Tweede Kamer brachten D66 groot suc­ces. De partij ging van twaalf naar 24 zetels en boekte daar­mee de grootste winst. Nog nooit eerder was D66 zo groot ge­weest. Op de verkiezingsavond werd Van Mierlo in het Amster­damse hotel Krasnapolsky - de lokatie waar D66 ooit was opge­richt - met gejuich door zijn aanhang ingehaald. De D66-lijst­trekker beschouwde de uitslag als 'een historische over­winning voor een partij die in de 28 jaar van haar bestaan altijd om vernieuwing heeft ge­vraagd. We zullen eruit halen wat erin zit' (de Volkskrant, 4 mei 1994).

Kabinetsformatie

In de kabinetsformatie maakte D66 zich sterk voor de paarse coalitie, een kabinet zonder CDA. Als gevolg van het zware verlies van de christendemocra­tie was deze mogelijkheid reë­ler dan ooit tevoren. In de verkiezings­campagne had D66 er de nadruk op gelegd, dat haar voorkeur uitging naar een combi­na­tie van VVD, PvdA en D66. Groot was dan ook de vreugde in de partij, toen dit kabinet een feit werd. Op 20 augus­tus vierde de par­tij dit met een bijeenkomst in het Concertge­bouw. Hier werden ook de bewindslie­den verwelkomd. In het eerste kabinet Kok werd Van Mierlo vice-premier en minister van Buitenlandse Zaken. Wolf­fensper­ger nam Van Mierlo's func­tie van voorzitter van de Tweede-Ka­merfractie over. Eigenlijk had Wolffensper­ger minis­ter van Justitie willen worden, maar de fractie deed een klemmend be­roep op hem om Van Mierlo op te volgen. Justi­tiemi­nis­ter werd nu Winnie Sorgdra­ger, tot dan toe procureur-ge­ne­raal. Zij beschik­te over weinig politieke ervaring, even­als de D66-ministers Els Borst-Eilers (Volksge­zondheid, Wel­zijn en Sport) en Hans Wij­ers (Economische Za­ken). De staats­secreta­rissen Jacob Kohn­stamm (Binnen­landse Za­ken), Aad Nuis (On­derwijs, Cultuur en Wetenschappen) en Dick Tommel (Volks­huis­vesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) daarentegen waren allen afkomstig uit de Tweede Kamer.

Enkele dagen na de installatie van het nieuwe kabinet bericht­te het NRC Handelsblad op 26 augustus dat minister Wijers door middel van een op Bonaire gevestigde vennootschap zich schul­dig zou maken aan belas­tingont­duiking. Het ministerie van Economische Zaken ver­klaarde daarop dat Wijers aan zijn fis­cale verplichtingen had voldaan; de vennootschap was belas­tingtechnisch gezien in Ne­derland gevestigd. Premier Wim Kok ging later akkoord met de wijze waarop Wijers zijn zakelijke be­langen had geregeld.

Europese verkiezingen

Op de kandidatenlijst voor de Europese verkiezingen prijkte na de stemming onder de leden van D66 als eerste Laurens Jan Brinkhorst. Van 1973 tot 1977 was Brinkhorst staatssecretaris van Bui­ten­land­se Zaken in het kabinet Den Uyl. Daarna was hij on­der meer ambas­sadeur van de EG in Japan en topambte­naar bij de Europese Commissie in Brussel. De stemad­viescommissie had aan het einde van 1993 (tegen de reglementen in) aan Brink­horst de voor­keur gegeven boven Jan-Willem Bertens. De­ze zitten­de euro­par­lemen­tariër, die volgens de media de voorkeur had van de partijtop, kreeg de tweede plaats toebe­deeld. Het partij­con­gres van begin februari corrigeerde de uitslag van de leden­raadpleging. Ber­tens werd met 350 stemmen tot lijsttrek­ker geko­zen; Brink­horst verwierf er driehonderd en belandde op de tweede plaats.

Ook bij de Europese verkiezingen boekte D66 zetelwinst. De par­tij ging van één naar vier zetels. Vergeleken bij de kamer­verkiezingen was er echter sprake van een terugval: van 15,5% naar 11,7%. In partijkringen werd gewezen op de lage opkomst, die nadelig voor D66 zou zijn.

Fractie Europees Parlement

Sinds 1989 had D66 in het Europees Parlement deel uit­gemaakt van de fractie van de European Liberals, Democrats and Refor­mists (ELDR; zie Jaaroverzicht 1989 ). Voortzet­ting van dit lidmaatschap was voor D66 echter niet vanzelf­sprekend. Het partijcongres van februari legde in een resolu­tie vast dat de D66-euro­parlementariërs in eerste in­stan­tie de mo­gelijkhe­den dien­den te onderzoeken van de vorming van een frac­tie met geest­verwan­te partijen. Pas wan­neer dit niet mo­gelijk zou zijn, kon tot toetreding tot de ELDR-fractie wor­den overge­gaan. Na de verkie­zingen trachtte de D66-fractie de eerste voorkeur te verwezenlijken. Omdat men inzag dat de kans op wel­slagen niet al te groot was, werden ook gesprekken ge­voerd met de ELDR-fractie. Deze hadden vooral ten doel te voor­­komen dat de Gaullisten in deze fractie zouden worden op­ge­nomen, aangezien dit voor D66 niet aanvaardbaar zou zijn. De Gaul­­listen bleven inderdaad buiten de ELDR-fractie. D66 trad vervolgens tot de fractie toe, maar zag met lede ogen aan dat ook de leden van de Ita­liaanse Lega Nord werden opgenomen.

Het hoofdbestuur stemde in met deze handelwijze en wilde een volgende stap zet­ten. De D66-europarle­mentariërs waren op per­soonlijke titel aan­gesloten bij de ELDR-fractie en daarmee als persoon lid van de ELDR (van oorsprong een federa­tie, maar enige tijd na de inwerkingtre­ding van het Verdrag van Maas­tricht omgevormd tot een Europe­se partij). Het hoofdbe­stuur wenste nu dat D66 als partij zich zo snel moge­lijk zou aan­sluiten bij de ELDR (waar de VVD ove­rigens ook lid van was). Binnen de ELDR zou dan vooral moeten worden samengewerkt met de Britse Libe­ral Demo­crats en het Deense Det Radikale Ven­stre, om zo een 'eigen, progressief pro­fiel' te ontwikkelen (Democraat, 30 september 1994). De alge­mene verga­dering van 5 november ging hiermee akkoord.

Najaarscongres

Op het najaarscongres, dat op 5 november in Zwolle werd gehou­den, legde Van Mierlo verant­woor­ding af over de kabi­nets­for­matie. Voorts sprak hij over de voorgenomen 'herijking' van het buitenlands beleid. Zijn opvolger als fractievoorzitter in de Tweede Kamer, Wolffensperger, sneed in zijn rede ook dit thema aan. Bertens zette de gang van zaken rond de aansluiting bij de ELDR-frac­tie uiteen. Daar­naast werd gespro­ken over het soci­aal-econo­mi­sche beleid in relatie tot duurza­me ontwik­ke­ling en over be­stuur­lijke ver­nieuwing. Wim Vrijhoef werd herko­zen als partijvoorzitter.

Borssele

De toekomst van de kerncentrale bij Borssele bracht in novem­ber minister Wijers in conflict met de Tweede Kamerfractie van zijn partij. De minister wilde - evenals de rest van het kabinet - de centrale moderniseren en tot 2007 open houden, de fractie wenste haar in 2004 te sluiten. In dat geval zou mo­der­nisering echter niet renderen en kon de centrale beter al in 1996 dicht gaan, meende de minister. De fractie stemde niettemin voor een motie van GroenLinks, waarin verlenging van de bedrijfstijd tot 2007 werd afgekeurd. De motie werd aange­no­men. De minister legde haar niet naast zich neer; hij zou echter extra geld willen uittrekken om de centrale alsnog te moderni­seren.

Eerste Kamerverkiezingen

Ter voorbereiding van de Eerste Kamerverkiezingen van 1995 werd door het hoofdbestuur in maart een stemadviescommissie ingesteld. Voorzit­ter was Marian Louppen-Laurant, lid van het college van Gedepu­teerde Staten van Gelderland. De commis­sie startte haar werkzaamheden na de sluiting van de kandi­daat­stellingstermijn op 7 september. Enkele oudgedienden zoals oud-minister en partij-oprichter Erwin Nypels, Chel Mertens en Marie-Louise Tiesinga-Autsema zou­den volgens de commis­sie een onver­kiesbare plaats moeten krij­gen, al deelden zij zelf die mening niet. Tot 9 december kon­den partijleden per post hun voorkeur uit­spreken. Op 15 decem­ber werd de uitkomst van de poststem­ming - en daarmee de defi­nitieve kandidaten­lijst - be­kend gemaakt. Jan Glastra van Loon, oud-staatsse­cretaris en hoog­leraar rechtsfi­losofie, voerde de lijst aan; de zittende fractievoor­zitter, Jan Vis, had zich niet herkiesbaar ge­steld vanwege zijn benoeming tot lid van de Raad van State met ingang van 1 maart 1995. Tiesinga-Autsema en Nypels kregen als­nog een verkiesba­re plaats (respectieve­lijk acht en negen), Mertens echter niet.

Verwante instellingen en publikaties

Ter gelegenheid van de publikatie van de brochure De ruimte waarin wij leven van D66-senator Glastra van Loon, organi­seerde de Stichting Weten­schappelijk Bureau (SWB) van D66 op 12 maart een gesprek tussen de auteur en Tweede Kamervoorzit­ter Wim Deetman.

Op 26 maart hield de SWB in samenwerking met de Boekmanstich­ting een conferen­tie over het thema 'kunstenpolitiek voor D66'. Tot de sprekers behoorde Rudi Fuchs, directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam.

In de zomer verscheen de nota Ingrijpen in menselijk leven. De pu­blikatie was opgesteld door de SWB-werkgroep Geloof en poli­tiek handelen, en ging over de morele overwegingen met be­trekking tot kunstmatige voortplan­tingstechnieken en genthe­rapie. De projectgroep Veiligheid en defensie van de SWB-werkgroepen Buitenland en defensie publiceerde een notitie over de internationale rechtsorde.

Samen met de Bestuurdersvereniging D66 publiceerde de SWB een brochure getiteld Bestuurlijke dilemma's. Hierin werd een aantal problemati­sche keuzen behandeld waarvoor lokale be­stuurders zich ge­plaatst zien met betrekking tot bijvoor­beeld de ruimtelijke ordening of het onderwijs.

De Bestuurdersvereniging belegde samen met het Opleidingscen­trum D66 op 20 mei een bijeenkomst voor nieuwe en herkozen wethouders. Op 1 oktober had het jaarlijkse Bestuurderscongres van de Bestuurdersvereniging plaats. In de zomer publiceerde de vereniging een cahier over de Wet gemeenschap­pe­lijke rege­lin­gen.

De SWB, de Bestuurdersvereniging en het Opleidingscentrum tekenden gezamenlijk voor de brochure De waarde van de demo­cratie, geschreven door SWB-directeur Christiaan de Vries. Hierin werd de visie van D66 op de democratie in een nieuw jasje gestoken.

Het Opleidingscentrum organiseerde op 16 en 17 september een bijeenkomst ten behoeve van gemeenteraadsleden die in de raad te maken hadden met extreem-rechtse vertegenwoordigers. Op 15 oktober hield het ­een sympo­sium voor nieuwe afdelingsbestuur­ders. Achterlig­gende gedachte was dat na de gemeenteraadsver­kiezin­gen nogal wat zittende afde­lingsbestuurders in de raad zouden zijn verkozen en er dus vele nieuwko­mers in het afde­lingsbe­stuur zit­ting zouden nemen.

De Jonge Democraten vierden op 16 en 17 april hun tienjarig bestaan. Op de lustrumbijeenkomst spraken onder meer Van Mierlo en Maarten Engwirda. Daarnaast gingen de voorzitters van de Jonge Democraten, de JS en de JOVD en een bestuurslid van het CDJA met elkaar in debat.

Het Politiek Emancipatie en Activerings Centrum D66 (PEAC) veranderde in 1994 van naam en ging Commissie Vrouwenrech­ten/Mensenrechten heten. 'Deze benaming is meer herkenbaar en sluit beter aan bij de nationale en internationale ontwikke­lingen binnen de vrouwenbeweging van dit moment', aldus de toelichting in het partijorgaan Democraat (9 april 1994).

Laatst gewijzigd:04 oktober 2023 16:27