Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Democraten 66 (D66) Geschiedenis

D66 jaaroverzicht 1985

Uit: L. Koeneman, en G. Voerman, ‘Het Partijgebeuren. Kroniek van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1985’ in: R. A. Koole en P. Lucardie (red.), Jaarboek 1985 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1986), 14-67, aldaar 33-37.

Democraten '66 (D'66)

1985 hield voor D'66 een belangrijke koerswijziging in. Niemand minder dan Hans van Mierlo, één van de 'founding fathers' van de partij, drukte in dat jaar zijn stempel op de ontwikkelingen binnen D'66. Terwijl in het eerste nummer van Democraat de secretaris buitenland van het hoofdbestuur vanwege de participatie van D'66 in een Europees samenwerkingsverband nog vol trots meedeelde dat ‘de vierde stroming haar vleugels uitslaat’, werd door Van Mierlo deze conceptie ten grave gevoerd. Het bestaansrecht van D'66 lag volgens hem niet in een plaats naast socialisme, liberalisme en christendemocratie, maar in een terugkeer naar de opvattingen die de partij ooit gekoesterd had over staatsrechtelijke vernieuwing.

‘Ga heen en zondig opnieuw’

Van Mierlo zetten zijn ideeën over de lijn die D'66 diende te volgen uiteen op een bijeenkomst van ongeveer zevenhonderd raads- en statenleden van de partij op 5 januari in Arnhem. Daar maakte hij in zekere zin zijn 'comeback': volgens zijn zeggen was het voor het eerst sinds twaalf jaar dat hij partijgenoten op deze wijze weer toesprak. In zijn rede schetste de senator de geschiedenis van zijn geestesproduct. Opgericht met als belangrijkste doelstelling de politieke vernieuwing, raakte D'66 in de jaren 70 dit perspectief kwijt met de totstandkoming van het kabinet Den Uyl en het mislukken van de 'progressieve volkspartij'. Jan Terlouw haalde D'66 uit het moeras en wilde de partij als vierde stroming in het Nederlandse politieke bestel verankeren. Hoewel Van Mierlo begrip toonde voor de positie van Terlouw, merkte hij op dat hierbij ‘het revolutionaire karakter, gericht op politieke vernieuwing, werd genegeerd’. Terlouws poging ‘stond eigenlijk loodrecht op ons vorige imago van partijvernieuwers’. De aantasting van de geloofwaardigheid van D'66 was één van de redenen van de zware verkiezingsnederlaag in 1982. De draad van politieke vernieuwing, die Terlouw had laten vallen, diende volgens Van Mierlo weer te worden opgepakt. Daartoe bestond nog steeds alle aanleiding, want evenals in 1966 vertoonde de parlementaire democratie nog vele gebreken, hetgeen door de RSV-affaire werd onderstreept. De toekomst van D'66 lag in het opnieuw op de dagorde plaatsen van het thema van de staatsrechtelijke vernieuwing. D'66 moest in dit verband haar oude staatsrechtelijke voorstellen 'revitaliseren' en weer streven naar een politieke hergroepering van de progressieven in Nederland. Tenslotte vatte Van Mierlo de bedoeling van zijn betoog samen in een oproep tot de aanwezigen: ‘Ga heen en zondig opnieuw’
In zijn rede kondigde Van Mierlo bovendien - met voorbijgang van partijbestuur en Tweede Kamerfractie - de komst van een 'Politieke Boodschap' aan, die zou worden geschreven door de Eerste Kamerfractie. Hierin zou kort en bondig de identiteit van D'66 worden geherdefinieerd en kernachtig een aantal concrete beleidsvisies worden geformuleerd. Het partijbestuur kon deze boodschap dan in een resolutie op het komende congres aan de partij voorleggen. Hoewel Van Mierlo aan het begin van zijn toespraak had gewaarschuwd niet te zijn gekomen als ‘de goeroe die de langverbeide politieke boodschap brengt en ook niet als een potentiële lijsttrekker die alvast aan zijn aanloop begint’, zagen velen in de partij hem wel als de redder uit de nood. De enige kandidaat tot dan toe voor het lijsttrekkerschap, Maarten Engwirda, werd gebrek aan charisma verweten. De druk die op Van Mierlo werd uitgeoefend om zich als lijsttrekker beschikbaar te stellen werd steeds groter. Zijn weigering om door minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek te worden voorgedragen voor de functie van secretaris-generaal van de West-Europese Unie, versterkte de hoop dat hij uiteindelijk zou toestemmen in het lijsttrekkerschap.

Veertigste congres: Van Mierlo als lijsttrekker beschikbaar

Onder een gewijzigde naam - de apostrof uit D66 is vervallen, waardoor de cijfers niet meer voor het jaartal 1966 stonden, maar deel gingen uitmaken van het beeldmerk - congresseerde D66 op 14 en 15 juni in Amersfoort. Opnieuw waren alle ogen op Van Mierlo gericht, toen deze onder de titel Een reden van bestaan zijn lang verwachte 'Politieke Boodschap' uitsprak. Hoewel naar zijn mening de eerste stormloop op het politieke bestel was mislukt, zei Van Mierlo dat het bestaansrecht van D66 nog steeds was gelegen in ‘de noodzaak van ingrijpende vernieuwing van de politieke cultuur’. Omdat de partijen zich nog steeds baseerden op verstarde en achterhaalde negentiende-eeuwse ideologieën, waren de verhoudingen volledig vastgeroest. De taak van D66 was daarom zich te ‘blijven specialiseren in politieke analyses en plannen waarin met ontzuilde ogen gekeken wordt naar deze ontzuilde samenleving’. Tot veler verrassing voegde Van Mierlo aan zijn politieke boodschap nog een persoonlijke toe, namelijk dat hij zich als lijsttrekker beschikbaar stelde. Onder een daverend applaus verbond hij aan zijn kandidatuur wel enige voorwaarden: niet alleen moest het verkiezingsprogram voor hem aanvaardbaar zijn, ook wenste hij na de verkiezingen tijd vrij te houden voor ‘verplichtingen in de privésfeer’. De huidige fractievoorzitter van de Tweede Kamer, Engwirda, kondigde terstond aan zijn kandidatuur in te zullen trekken. De dubbele boodschap van Van Mierlo en de publiciteit die deze kreeg zette de overige beraadslagingen van het congres enigszins in de schaduw. Wegens tijdgebrek kon niet de hele agenda worden afgewerkt. Wel werd een begin gemaakt met de behandeling van een aantal 'beslispinten' in verband niet de opstelling van het verkiezingsprogram. Tegen de zin van het partijbestuur nam het congres een motie aan waarin de sluiting van de kerncentrales in Dodewaard en Borssele werd afgewezen.

Kandidaatstelling

Vanwege het feit, dat het nu ‘meer dan ooit tevoren’ van het grootste belang was dat de interne verkiezingen van de kandidaat-Kamerleden na de parlementsverkiezingen zouden resulteren in een ‘evenwichtig samengestelde fractie', werd op het congres door de voorzitters van de Statenfracties van D66 een motie ingediend waarin werd gevraagd om de instelling van een commissie van ‘wijze mannen', die bij de kandidaatsverkiezing een adviserende rol zou moeten spelen. Tegen de zin van het hoofdbestuur nam het congres deze motie aan. Onder leiding van voorzitter Ineke Lambers-Hacquebard stelde de Commissie Aandragen Stemadvies na gesprekken met alle kandidaten een advieslijst van vijftien personen op, waarvan verwacht mocht worden dat zij optimaal zouden functioneren in de Kamerfractie. Deze vijftien personen zouden door het partijbestuur bij de verkiezingen van de kandidaten bij de leden - die het laatste woord hadden - worden aanbevolen. In feite was deze procedure een poging om de volstrekt open en gedemocratiseerde kandidaatstelling binnen D66 enigszins in banen te leiden. Dat deze opzet slaagde bleek in november na de schriftelijke stemming waaraan meer dan de helft van de leden - een record - deelnam. De leden hadden het stemadvies van de partijleiding ter harte genomen door alle aanbevolen kandidaten op één na bij de eerste vijftien van de definitieve kandidatenlijst te plaatsen. Opvallend was de derde plaats van fractieleider Engwirda, die door druk van de vrouwenlobby was gepasseerd door Kamerlid Louise Groenman. Uiteraard prijkte Van Mierlo op de eerste plaats. In oktober kwam D66 met een origineel plan om geld bijeen te krijgen voor de verkiezingscampagne van 1986. Belangstellenden konden in aanmerking komen voor speciaal voor D66 vervaardigde kunstwerken door de partij geld te lenen en daarbij af te zien van de gebruikelijke rente. Van het geleende bedrag zou D66 binnen twee jaar twintig procent terugbetalen, de rest diende volgens de partij als een schenking te worden beschouwd. Op deze wijze hoopten de Democraten 750.000 gulden in te zamelen.

Ontwerpverkiezingsprogramma

Ook in oktober verscheen - na enige vertraging - het conceptverkiezingsprogramma van D66. Een eerdere versie was door de partijleiding bekritiseerd omdat er te weinig van de 'Politieke Boodschap' van Van Mierlo in zou doorklinken. Door de vertraging kon het congres van eind november het program slechts in hoofdlijnen beoordelen. De definitieve vaststelling en de formele aanwijzing van Van Mierlo tot lijsttrekker werden uitgesteld tot een extra congres in januari 1986.
In het bijgewerkte ontwerpverkiezingsprogram waren wel de door het partijbestuur node gemiste voorstellen inzake staatsrechtelijke vernieuwing opgenomen. Naast de bekende stokpaardjes van D66 zoals de verkiezing van de minister-president en de introductie van het districtenstelsel bepleitte het program het opzetten van een 'parlementair onderzoeksinstituut'. Dit instituut zou de maatschappelijke uitwerking van de regelgeving van de overheid moeten onderzoeken en daarnaast zorg moeten dragen voor de eigen informatieverwerving van de Tweede Kamer, buiten de regering om. Een uitspraak over de kruisraketten ontbrak, omdat D66 eerst het '1 novemberbesluit' van de regering wilde afwachten. Bij de presentatie van het ontwerp zei Van Mierlo dat medewerking van D66 aan het huidige beleid van CDA en VVD uitgesloten was. Tevens noemde de lijsttrekker van de Democraten de PvdA - ondanks de vele verschillen die er met D66 bestaan - een vernieuwingsgezinde partij.
Op het 41ste congres van D66 op 30 november in Breda werd door Van Mierlo de open plek in het ontwerpprogram met betrekking tot de kruisraketten ingevuld. Wanneer het parlement een verdrag met de Verenigde Staten over de plaatsing van deze wapens zou goedkeuren, zou D66 zich hierbij neerleggen. In het verkiezingsprogram zou ook niet worden aangedrongen op heronderhandelingen met de Verenigde Staten. In zijn redevoering tot het congres zei Van Mierlo dat D66 onafhankelijk de verkiezingen in zou gaan. Hoewel hij toch wel een voorkeur uitsprak voor de PvdA, sloot hij formeel samenwerking met VVD en CDA niet uit, wanneer deze tot een drastische verandering van hun beleid zouden komen. Volgens Van Mierlo werd de opleving van D66 - in de opiniepeilingen weer goed voor zo’n zes zetels - evenmin als haar staatsrechtelijke ideeën door de overige partijen op prijs gesteld. D66 werd behandeld als ‘het ongewenste kind uit de gemeenschap der zuilen’, aldus de man die de partij weer een nieuw elan had gegeven.

Laatst gewijzigd:31 maart 2023 12:34