D66 jaaroverzicht 1984
Uit: L. Koeneman, P. Lucardie en I. Noomen, ‘Het Partijgebeuren. Kroniek van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1984’ in: R. A. Koole (red.), Jaarboek 1984 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1985), 10-60, aldaar 32-34.
Democraten '66 (D’66)
De opiniepeilingen lieten ook in 1984 voor D'66 een voortdurende achteruitgang zien in kiezersaanhang. Het zetelaantal varieerde in de kiezersonderzoeken van drie tot het absolute dieptepunt van een zetel (VARA's Rooie Haan/Interview enquête op 27 oktober). Deze neergaande lijn werd bevestigd door de uitslag van de Europese verkiezingen, waar D'66 terugviel van twee naar nul zetels. Met verontrusting werd binnen de partij tegen deze ontwikkeling aangekeken. De interne discussies over de herkenbaarheid van D'66 en de aantrekkingskracht van haar politiek leider, kunnen hiermee in verband gebracht worden.
De reeds eerder gestarte discussie over de politieke grondslag van de partij vond haar voorlopige afsluiting tijdens de algemene ledenvergadering op 21 januari te Biddinghuizen. Ter bespreking stond de resolutie Nadere Aanduiding, niet ingediend door het hoofdbestuur, maar door een individueel lid (Jan Veldhuizen). Hij benadrukte dat D66 niet duidelijk herkend wordt en dat de partij in wezen links-liberaal is. Voorstanders van deze opvatting betoogden dat er binnen de Nederlandse partijpolitieke verhoudingen ruimte zou zijn voor een vierde stroming. D'66 zou in deze stroming passen en zo haar plaats in de Nederlandse politiek en haar identiteit versterken. Hoofdbestuurslid B. van den Bosch bestreed deze opvatting. Een nadere aanduiding zou niets oplossen, hoogstens een nieuwe discussie opleveren over wat links-liberalisme precies is. Bovendien zou de term liberalisme te veel geassocieerd worden met de VVD, aldus Van den Bosch. De 'aanduidingsresolutie' werd na uitvoerige discussie uiteindelijk met ruime meerderheid verworpen, waarmee D'66 haar pragmatisme bleef onderstrepen.
Tijdens dezelfde vergadering werd besloten tot de oprichting van een aparte jongerenorganisatie, Jonge Democraten genaamd. Dit tot teleurstelling van de JOVD, die zichzelf beschouwt als progressieve liberale jongerenorganisatie, waar zowel VVD- als D'66-jongeren zich in zouden kunnen herkennen.
Leiderschap
Was de dalende kiezersaanhang een gevolg van gebrek aan charisma van de politieke leider? Het taboe rondom een dergelijke functie werd doorbroken door de regio Noord-Holland van D'66, die in de zomermaanden in haar blad Drevel stelde dat de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, Maarten Engwirda, onvoldoende charisma bezat. Voor het overleven van de partij is echter de uitstraling van een lijsttrekker van groot belang, aldus het artikel in Drevel. Het kiezen van een lijsttrekker zou reglementair pas in het voorjaar van 1986 plaatsvinden, maar tijdens de algemene vergadering in april was partijvoorzitter Jacob Kohnstamm al op deze discussie vooruit gelopen. Hij had geconstateerd dat D'66 bij de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen een ‘aansprekende’ lijsttrekker nodig heeft. Geen enkele kandidaat zou vooraf bij de keuze van een lijsttrekker vanzelfsprekend mogen zijn. ‘Wanneer de aantrekkingskracht van D'66 in de nabije toekomst niet groter wordt dan op dit moment, dan staat de partij voor de keuze om zichzelf op te heffen’, aldus Kohnstamm. In augustus kwam er een initiatief op gang van de vier grootste partijafdelingen - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht - om de nieuwe lijsttrekker al in het najaar van 1985 te kiezen, opdat deze meer tijd zou krijgen zich te profileren en zo de electorale positie van D'66 te verbeteren. Dit initiatief werd door het Hoofdbestuur verijdeld, maar tijdens het najaarscongres van D'66 op 26 en 27 oktober deed de afdeling Nijmegen eveneens het voorstel om via een 'noodprocedure' vroeger dan 1986 een lijsttrekker aan te wijzen. Het partijbestuur verklaarde tegenstander te zijn van deze vervroegde verkiezing: eerst zou er een goed verkiezingsprogramma moeten komen en dan pas een lijsttrekker. Het voorstel van Nijmegen werd door het congres evenwel aangenomen, waarbij het hoofdbestuur onder voorwaarden (één schriftelijke voorverkiezingsronde en slechts een verkiezingsprogramma op hoofdpunten) akkoord ging. De indieners van het voorstel vermeldden nadrukkelijk dat het vervroegen van de verkiezing van een lijsttrekker geen rechtstreeks verband hield met de hier en daar bestaande onvrede met het leiderschap van Engwirda. Laatstgenoemde was vooralsnog de enige kandidaat binnen de partij. In zijn congresrede herhaalde Engwirda dat hij beschikbaar zou zijn voor het lijsttrekkerschap. De discussie rond zijn persoon ging hij niet uit de weg. ‘Natuurlijk heb ik me het laatste jaar ook afgevraagd of ik wel de meest geschikte man ben om te doen wat ik probeer te doen.’ Maar, ‘toen anderen van het toneel verdwenen, werd ik de eerstverantwoordelijke. ik kan mij nu niet aan die verantwoordelijkheid onttrekken. ik wil dat niet, en ik zal het ook niet doen. Dat maakt mij bepaald niet automatisch tot lijsttrekker voor de Tweede Kamerverkiezingen in 1986’. Binnen D66 was van tevoren veelvuldig de naam van oud-minister Hans van Mierlo genoemd als potentiële lijsttrekker. Desgevraagd verklaarde deze wegens persoonlijke omstandigheden niet beschikbaar te zijn en ook niet die ambitie te bezitten. Mocht het hoofdbestuur echter het volgend jaar een dringend beroep op hem doen, dan zou hij dit verzoek in overweging nemen.
Congressen
In het jaar 1984 congresseerde D'66 in totaal drie keer, terwijl de Adviesraad zes keer bijeenkwam.
Zoals reeds gemeld besteedde de algemene ledenvergadering in januari veel aandacht aan de resolutie Nadere Aanduiding. Het daarop volgende congres op 13 en 14 april te Amersfoort gold als campagnestart voor de Europese verkiezingen. Daarnaast stonden een aantal huishoudelijke zaken op de agenda. De fractieleider van D'66 in de Tweede Kamer, Engwirda, kondigde in zijn toespraak aan dat zijn fractie tegen een besluit tot plaatsing van kruisraketten in Nederland zou stemmen. De fractie wilde zelf het liefst uitstel van de Nederlandse beslissing en zou dat ook bepleiten in de Kamer. Na bekendmaking van dit fractiestandpunt werd een motie ingetrokken, die vroeg om onvoorwaardelijke afwijzing van het plaatsingsbesluit. Het agendapunt 'Arbeid’ werd verdaagd naar het najaarscongres op 26 en 27 oktober, waar dit onderdeel werd uitgebreid tot 'Arbeid, basisinkomen en sociale zekerheid'. Ten aanzien van het basisinkomen sprak het najaarscongres uit dat invoering van een basisinkomen voor iedereen moest worden uitgewerkt. Het najaarscongres van 1985 zou hierover, definitieve uitspraken moeten doen. Tijdens het congres werd partijvoorzitter Kohnstamm met grote meerderheid herkozen. Zijn tegenkandidaat H. Kerstholt had verklaard dat D'66 onder bepaalde voorwaarden bereid moest zijn met CDA en VVD in één kabinet te zitten. Kohnstamm zei te gruwen bij de gedachte dat D'66 het huidige beleid van CDA en VVD aan een meerderheid zou helpen. De Democraten steunden hem hierin; men had voldoende geleerd van de kabinetscrisis in mei 1982. Na het vertrek van de PvdA-ministers bleef D'66 toen met het CDA doorregeren tot de nieuwe verkiezingen in september van dat jaar, waarbij D'66 11 van haar 17 zetels verloor.
Laatst gewijzigd: | 20 februari 2023 14:31 |