CDA jaaroverzicht 1996
Uit: J. Hippe, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. 'Kroniek 1996. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1996' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1996 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1997), 13-87, aldaar 27-37.
Inleiding
Het jaar 1996 stond voor het CDA in het teken van de partijvernieuwing. Het CDA-Jaarboek 1996-1997 was geheel gewijd aan dit thema. Op allerlei manieren poogde het CDA de partijorganisatie te verbeteren en de leden meer bij de partij te betrekken. Deze inspanningen konden niet voorkomen dat het ledental verder terugliep: in 1996 nam het opnieuw met enkele duizenden af. Een in november begonnen ledenwerfcampagne moest hierin verandering brengen.
Oppositierol
Een kleine twee jaar nadat het CDA uit de regering was verdwenen en in de oppositie was beland, worstelde de partij nog altijd met haar nieuwe rol (zie Jaaroverzicht 1995 ). Aan het begin van het jaar kondigde de tweede man van de CDA-Tweede-Kamerfractie Jaap de Hoop Scheffer een fellere oppositie aan. Hij was van plan het kabinet 'met het scherpe floret en desnoods met de moker te gaan bewerken' (de Volkskrant, 2 januari 1996). Binnen de partijtop was niet iedereen het eens met deze aanpak. Vice-partijvoorzitter TinekeLodders-Elfferich meende dat het CDA gezien zijn gouvernementele traditie kabinetsvoorstellen op hun merites moest beoordelen. Ook Tweede-Kamervoorzitter Wim Deetman meende dat het CDA 'realistisch' oppositie moest voeren.
Politiek leiderschap
Evenals in 1995 (zie Jaaroverzicht 1995 ) was er ook in 1996 in de partijtop kritiek op politiek leider Enneüs Heerma, de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie. Op 15 maart zei oud-premier Ruud Lubbers op een bijeenkomst in Tilburg niet te verwachten dat Heerma bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998 lijsttrekker voor het CDA zou worden. Op 19 juli stelde René Smit, ex-wethouder Haven en Financiën in Rotterdam en een rijzende ster binnen het CDA, voor de VPRO-radio de positie van Heerma ter discussie. Smit drong aan op zijn spoedige vervanging. Naar zijn mening zou oud-politiek leider Elco Brinkman een goede opvolger zijn.
Ook onder lokale CDA-politici kreeg een eventuele kandidatuur van Heerma als lijsttrekker weinig steun, zo bleek uit een enquête die het NRC-Handelsblad hield onder honderd lokale CDA-wethouders en fractievoorzitters in 43 gemeenten. Van de 64 politici die reageerden, spraken zich er negen voor het lijsttrekkerschap van Heerma uit. De kandidatuur van Lodders kreeg de steun van zeventien respondenten (NRC-Handelsblad, 18 september 1996). Zij liet in 1996 echter meermalen publiekelijk weten niet beschikbaar te zijn voor het lijsttrekkerschap.
In oktober drong het Tweede-Kamerlid Frans Jozef van der Heijden er in een televisie-interview op aan dat het partijbestuur snel de lijsttrekker voor de Tweede-Kamerverkiezingen zou aanwijzen. Daarbij maakte hij duidelijk dat hij Heerma niet als kandidaat op het oog had. Van der Heijden werd meteen tot de orde geroepen door partijvoorzitter Hans Helgers, die deze uitspraak 'onverstandig en onnodig' vond (Trouw, 19 oktober 1996).
Op de partijraad van 23 november kondigde Helgers aan dat hij samen met Heerma, Lodders en de voorzitter van de Eerste-Kamerfractie Luck van Leeuwen halverwege 1997 een voordracht zou doen voor de topposities op de kandidatenlijst.
Partijvernieuwing
Op 18 maart werd door partijvoorzitter Helgers de werkgroep Politieke partij nieuwe stijl geïnstalleerd. Deze werkgroep moest een inventarisatie maken 'van allerhande mogelijkheden die de aantrekkelijkheid van het lidmaatschap van het CDA en actieve participatie daarin vergroten' (CDActueel, 30 maart 1996). Als voorzitter werd Roland Kortenhorst benoemd, die actief was in de kamerkring Friesland. Tot de leden ervan behoorden onder anderen Helgers zelf, en de directeur van het partijbureau, Gert Groenendijk. De werkgroep diende in de zomer aan het dagelijks bestuur advies uit te brengen.
Nadat eerst de najaarspartijraad zich over enkele voorstellen van de werkgroep gebogen had, besloot het partijbestuur in 1997 met negen proefprojecten te beginnen. Zo zou er onder meer geëxperimenteerd gaan worden met een differentiatie in het partijlidmaatschap (door kortingen op de contributie), het verstrekken van premies op ledenwerving, en het bevorderen van de participatie van leden door de invoering van ledenpeilingen en -raadplegingen.
Tot de proefprojecten behoorde ook het verschaffen van een 'clubvoordeel' aan partijleden (bijvoorbeeld door het bieden van kortingen op boeken of op reizen). De CDA-afdeling Apeldoorn had hiermee al een begin gemaakt. Met ingang van 1 januari 1997 verstrekte deze afdeling een 'clubpas' aan haar leden. Hiermee konden deze bij een aantal bedrijven zoals een assurantiekantoor en een makelaardij korting krijgen. Wethouders en leden van de gemeenteraad van Apeldoorn waren van deze regeling uitgesloten om belangenverstrengeling te voorkomen.
Begin 1996 werd tevens een commissie ingesteld die zich moest bezinnen op de vraag hoe de integratie en participatie van vrouwen in het CDA kon worden bevorderd. De commissie, die onder leiding stond van Gerda Verburg, zou aan het begin van 1997 haar plannen presenteren.
Gesprekken CDA-PvdA
In 1996 hadden tussen vooraanstaande leden van CDA en PvdA verschillende gesprekken plaats over de toekomst van de verzorgingsstaat. Deze besprekingen waren overigens al in 1994 begonnen naar aanleiding van een oproep van PvdA-voorzitter Felix Rottenberg. Zij werden geleid door de voorzitter van het Trefpunt voor socialisme en levensovertuiging van de PvdA, Harry de Lange. Naast verschillende Eerste- en Tweede-Kamerleden als Pieter Jan Biesheuvel (CDA), Erik Jurgens (PvdA), Geertje Lycklama à Nijeholt (PvdA), Hannie van Leeuwen (CDA) en Ruud Vreeman - tevens vice-voorzitter van de PvdA -, namen ook partijlozen als CNV-voorzitter Antoon Westerlaken en de econoom Bob Goudzwaard aan de gesprekken deel. De gespreksgroep - die zich 'Grondslagen sociale rechtsstaat' noemde - gaf in september een verklaring uit getiteld 'Om de democratische en sociale rechtsstaat'. Deze werd gepubliceerd in het oktober-nummer van Christen-Democratische Verkenningen. De partijbesturen van CDA en PvdA waren op de hoogte van de besprekingen, maar wilden er niet op reageren.
Strategisch Beraad
In de eerste helft van 1996 werd de discussie in het CDA over het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden van het Strategisch Beraad voortgezet. Dit rapport, dat in november 1995 was verschenen, beoogde vanuit chisten-democratisch oogpunt een lange-termijnvisie te bieden op een aantal maatschappelijke problemen (zie Jaaroverzicht 1995 ). Binnen de partij werd het rapport op diverse regionale bijeenkomsten besproken. Ook stelde het CDA het ter discussie in gesprekken met maatschappelijke organisaties zoals het FNV, VNO-NCW, de NCRV en de kerken. Op 27 april stelde het partijbestuur de tien hoofdconclusies, de zogenaamde 'strategische keuzen' vast.
Met deze keuzen week het partijbestuur niet erg af van het rapport. Onder andere bepleitte het de vervanging van het wettelijk minimumloon door een eveneens wettelijk bepaald 'sociaal minimum'. Hierdoor zouden werkgevers in staat worden gesteld onder het minimumloon werk aan te bieden. De overheid diende dan het verdiende inkomen aan te vullen tot dat sociale minimum. Binnen het CDA viel dit standpunt, waarachter partijleider Heerma zich eerder al had geschaard, niet geheel in goede aarde. Een aantal partijafdelingen en diverse leden van de Eerste- en Tweede-Kamerfractie waren bang dat het sociale gezicht van de partij erdoor beschadigd zou raken. Op een bijeenkomst van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA op 9 mei, waar een aantal prominente partijleden onder leiding van oud-premier Lubbers over dit onderwerp discussieerden, overheerste terughoudendheid. Op de achtergrond speelde hierbij de verkiezingsnederlaag van 1994 mee, die deels werd geweten aan het toen ingenomen standpunt ten aanzien van de AOW. Op een enkele dagen later gehouden bijeenkomst van het Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA), de jongerenorganisatie van het CDA, nam Heerma wat gas terug. Als er andere middelen waren om de arbeidsparticipatie te vergroten, dan vond hij dat ook goed.
Op de voorjaarspartijraad van 31 mei en 1 juni haalde het partijbestuur op het punt van het minimumloon bakzeil. Na een discussie waarin de gemoederen soms hoog opliepen, diende het partijbestuur op de tweede dag een resolutie in die tegemoet kwam aan de tegenstanders van afschaffing. Expliciet werd hierin uitgesproken dat het minimumloon zou worden gehandhaafd. Werkgevers en werknemers zouden wel afspraken mogen maken over salarissen onder het minimumloon, maar die zouden dan vervolgens door de bedrijfsverenigingen tot het wettelijk minimumloon moeten worden aangevuld. Volgens de Brabantse kamerkringvoorzitter Wim Thuis wilde de partijraad zo 'heel duidelijk een signaal aan de buitenwereld afgeven: het sociale gezicht van de partij mocht niet aangetast worden' (CDActueel, 15 juni 1996).
Andere conclusies uit Nieuwe wegen, vaste waarden, zoals het tegengaan van het gedoogbeleid ten aanzien van drugs, werden door de partijraad overgenomen. De uitkomsten vormden de basis voor het nieuwe verkiezingsprogramma. Na de afronding van het partijdebat over het rapport bleek er behoefte te bestaan aan een verdere uitwerking van de CDA-visie ten aanzien van het zorgbeleid. Met name elementen als de medische ethiek en de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorgvoorzieningen zouden nadere bestudering behoeven. Het partijbestuur besloot vervolgens een werkgroep in te stellen, die hierover een kort discussiestuk moest opstellen. Begin 1997 zou deze werkgroep Thuiszorg haar nota afronden.
Gezinsbeleid
De voorjaarspartijraad omarmde ook de gedachte uit Nieuwe wegen, vaste waarden, dat er een 'actief, modern gezinsbeleid' moest komen. Dit idee was eerder al door Heerma geopperd tijdens de algemene politieke beschouwingen in september 1995. Hij brak toen een lans voor een minister voor Gezinszaken. Aan het einde van 1995 werd een werkgroep Modern Gezinsbeleid ingesteld, onder voorzitterschap van Herma Nap-Borger, voorzitter van de CDA-fractie in de Provinciale Staten van Overijssel. Deze werkgroep moest de partijdiscussie hierover stimuleren.
In 1996 gaf het CDA vervolgens meer gestalte aan dit onderwerp. In februari bracht de Tweede-Kamerfractie een notitie uit over 'gezins- en familiebeleid'. Het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA stelde een commissie in, die een beleidsadvies moest voorbereiden. Op 13 juni organiseerde het Instituut een zogenaamde 'expertconferentie'. Een kleine twintig deskundigen lieten tijdens deze bijeenkomst hun licht schijnen over verschillende aspecten van het gezinsbeleid. Opvallend was dat de plaatsvervangend directeur van het Wetenschappelijk Instituut, Kees Klop, het klassieke, door christen-democraten lang gekoesterde kostwinnersmodel als standaardmodel wilde inruilen voor het huishouden met twee deeltijdbanen. De bijdragen van de conferentie werden gepubliceerd in een speciaal zomernummer van Christen Democratische Verkenningen.
Tweede-Kamerverkiezingen 1998
Tijdens de voorjaarspartijraad op 1 juni werd de commissie geïnstalleerd die het CDA-programma voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998 moest voorbereiden. Voorzitter van deze Programcommissie werd Lodders. Tot de leden behoorden onder meer Piet Hein Donner, de voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, en Maria van den Muijsenbergh-Geurts, secretaris van de Unie Katholieke Bonden van Ouderen. Van de commissie maakten tevens - op instigatie van partijvoorzitter Helgers - betrekkelijk veel jongeren deel uit, zoals oud-CDJA-voorzitter Jack de Vries. Secretaris was de directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Jos van Gennip. Frans Andriessen, Heerma en Helgers waren adviseur. Het concept-programma, waarvoor het vastgestelde rapport Nieuwe wegen, vaste waarden als basis fungeerde, diende in het najaar van 1997 gereed te zijn. Het partijcongres in het voorjaar van 1998 zou vervolgens het laatste woord hebben.
Pas als het verkiezingsprogramma was vastgesteld, zou de aanwijzing van de lijsttrekker volgen. Begin december benoemde het partijbestuur een zogenaamde 'Vertrouwenscommissie', die de kandidaatstelling voor de Tweede-Kamerverkiezingen moest voorbereiden. Als voorzitter werd A. Rombouts, burgemeester van Den Bosch, aangewezen. Verder hadden onder anderen de oud-Tweede-Kamerleden Bouke Beumer en Hans Huibers zitting. In december liet Rombouts zich in een televisieprogramma in negatieve bewoordingen uit over de samenstelling van de zittende kamerfractie, hetgeen onder de fractieleden tot commotie leidde. In een publiekelijke verklaring tikte het partijbestuur Rombouts op de vingers, maar hij kon als commissievoorzitter aanblijven.
Partijraden en partijcongres
Op de voorjaarspartijraad werd niet alleen de partijdiscussie over het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden afgerond, ook werden de wijzigingen van de nieuwe statuten en huishoudelijke reglementen van het CDA besproken. Deze hadden ook al op de agenda van de najaarspartijraad van 1995 gestaan (zie Jaaroverzicht 1995 ), maar de behandeling ervan was wegens een te korte voorbereidingstijd uitgesteld. De partijraad stemde met de wijzigingsvoorstellen in. Vervolgens werden zij door het partijcongres op 28 september aanvaard. Het partijcongres sprak verder onder meer over 'gemeenschapsvorming in de steden'.
Op 23 november kwam de najaarspartijraad bijeen. Onderwerp van het politieke deel was 'Partij van de generaties'. Op deze bijeenkomst werd penningmeester Bert Vroon herbenoemd. Naast deze post was hij al sinds 7 juni 1995 bestuurlijk secretaris. Deze functie werd met ingang van 16 december 1996 overgenomen door Leendert Klaassen.
Partijbijeenkomsten
Op 3 februari vond in Nijmegen de bijeenkomst 'Confrontatie met de toekomst' plaats, belegd door een aantal jongere CDA-ers (zoals de oud-CDJA-voorzitters Ad Koppejan en Huibers). Ruim 250 leeftijdgenoten kwamen opdagen om te discussiren over enkele thema's uit het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden. Naderhand werden de deelnemers uitgenodigd mee te helpen met 'het vernieuwen van het CDA door inhoudelijk debat, nieuwe mensen, ideeën en middelen' (CDActueel, nr. 4). De bedoeling was een beweging van onderop in de partij op gang te brengen om het CDA te vernieuwen. Dit initiatief werd gesteund door partijvoorzitter Helgers.
Op 14 oktober 1995 belegde het Intercultureel Beraad (ICB) van het CDA een conferentie over de christen-democratische visie op het integratievraagstuk, onder de titel 'investeren in integreren'. In 1996 werden een aantal regionale vervolgbijeenkomsten gehouden. Zo werd onder meer op 14 maart gesproken over het thema 'interculturaliteit: onderwijs en toekomstperspectief', op 15 april over 'kleurrijke wijken als opgave en uitdaging', en op 11 mei over inburgering.
Ouderen en ouderenbeleid
De CDA-werkgroep Ouderenbeleid organiseerde in 1996 in samenwerking met Provinciale Statenfracties meerdere regionale conferenties over het ouderenbeleid. Zo werd op 26 februari een bijeenkomst gewijd aan het onderwerp 'Modernisering van de ouderenzorg'. De conferentie van 20 april in Noord-Holland ging over de inkomenspositie van ouderen.
Op initiatief van een viertal kamerkringen had de partijraad van 31 mei en 1 juni uitgesproken dat het wenselijk was een landelijk Seniorenberaad in te stellen. Op de najaarspartijraad van 23 november werd deze officieel in het leven geroepen. Het Seniorenberaad kreeg als taak ouderen meer bij de partij te betrekken. Het moest tevens bevorderen dat de herkenbaarheid van het CDA-beleid voor senioren werd vergroot. Het Beraad bestond uit twee vertegenwoordigers per Provinciale Afdeling.
Janssen van Raay
Eind 1996 kwam Europarlementariër Jim Janssen van Raay in botsing met partijvoorzitter Helgers. Deze had Janssen van Raay herinnerd aan de afspraak dat hij tussentijds - op 1 januari 1997 - uit de CDA-delegatie in het Europees Parlement terug zou treden. Janssen van Raay liet Helgers daarop weten dat hij met ingang van die datum uit de fractie van de Europese Volkspartij (EVP) zou stappen, maar als 'onafhankelijke' aan zou blijven. Ook zou hij lid willen blijven van het CDA. Hierop besloot Helgers een royementsprocedure in te stellen tegen Janssen van Raay. In dezelfde periode werd Janssen van Raay beticht van belangenverstrengeling. Het televisieprogramma Nova beweerde dat hij op briefpapier van het Europees Parlement voor een bevriende zakenman dreigbrieven zou hebben gestuurd naar vertegenwoordigers van de Taiwanese en Venezuelaanse regering. Janssen van Raay ontkende de verdenkingen; volgens hem werd een aantal zaken door elkaar gehaald. Verder beschuldigde hij CDA-delegatieleider in het Europees Parlement Hanja Maij-Weggen ervan hem bewust niet te hebben geïnformeerd over deze aantijgingen, waarvan zij al vroegtijdig op de hoogte zou zijn geweest. 'Maij-Weggen is een judas, een verraadster', zo stelde hij (de Volkskrant, 6 december 1996). Op haar beurt zag Maij-Weggen Janssen van Raay gaarne vertrekken: 'heel eerlijk gezegd hebben wij geen akelige gevoelens over zijn vertrek' (Trouw, 5 december 1996). In december stapte Janssen van Raay over naar de fractie van de Unie voor Europa, waar eerder al Leonie van Bladel (PvdA) zich bij had aangesloten (zie in deze Kroniek onder PvdA).
Internationale contacten
Op 14 juni werd op Malta Europarlementariër Wim van Velzen gekozen tot voorzitter van de Europese Unie van Christen-Democraten (EUCD), het samenwerkingsverband van 47 christen-democratische partijen uit landen die lid zijn van de Raad van Europa. Van Velzen was in de jaren 1987-1994 partijvoorzitter van het CDA geweest.
Agnes van Ardenne-van der Hoeven, Tweede-Kamerlid voor het CDA sedert 1994, werd op 21 juni in Straatsburg gekozen tot voorzitter van de vrouwenorganisatie van de EVP en de EUCD. In 1992 waren de vrouwengroeperingen van de EVP en de EUCD gefuseerd.
Verwante instellingen en publicaties
In juli publiceerde het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA het rapport Publieke gerechtigheid en de Europese Unie . Hierin beoogde een studiecommissie onder leiding van Hans Franken een christen-democratische staatsleer te ontwikkelen voor de Europese Unie. Een maand later verscheen het rapport Waarheid en waardigheid. Civil society en samenwerking in Europa. Hierin werd onder andere gesteld dat de politieke en economische transformatie van de Midden- en Oost-Europese landen alleen kon slagen wanneer ook hervormingen in morele en sociale zin werden bevorderd. Op 12 december kwam het geschrift Gaven in overvloed. Europees cultuurbeleid in christen-democratisch perspectief uit. Een studiecommissie die werd geleid door Ton Weiler had hieraan zes jaar gewerkt. Zij benadrukte onder meer dat de Europese Unie het belang van de publieke omroep expliciet diende te erkennen.
Het CDJA vierde zijn vijftienjarig bestaan op de bijzondere algemene vergadering van 23 en 24 maart. Voorzitter De Vries trad op deze vergadering terug. Hij werd opgevolgd door Teusjan Vlot. Bij zijn aantreden uitte deze zware kritiek op de Tweede-Kamerfractie, die naar zijn mening 'hopeloos vergrijsd is en ouderwets opereert' (Trouw, 25 maart 1996). Op 11 mei vond de algemene ledenvergadering van het CDJA plaats. De bijeenkomst was voor een deel gewijd aan het jaarthema 'consumentisme'.
De Eduardo Freistichting, een organisatie van het CDA die zich bezig houdt met internationale solidariteit, belegde op 7 september samen met het CDA-Vrouwenberaad (CDAV) een bijeenkomst met als onderwerp 'civil society in internationaal perspectief'. Voorzitter was Norbert Schmelzer; tot de sprekers behoorden de oud-premier van Polen, Tadeusz Mazowiecki, en van Nederland, Lubbers. De bijdragen verschenen later in een bundel onder dezelfde titel.
Op 11 mei had de ledendag van het CDA-Vrouwenberaad plaats. Op deze bijeenkomst werd de discusssie over het thema 'samenleving in balans' afgesloten. Als nieuw jaarthema was gekozen het onderwerp 'gedeelde zorg, gedeelde vreugd', naar aanleiding van het gelijknamige rapport van de door het derde kabinet-Lubbers ingestelde commissie Bruyn-Hundt. De nieuwe voorzitter van het CDAV, Marry Visser-Van Doorn, hield haar maidenspeech. Evenals de nieuwe voorzitter van het CDJA spaarde ook zij de Tweede-Kamerfractie niet. Volgens haar deed de fractie te weinig om de zorgtaken tussen man en vrouw beter te verdelen en om meer vrouwen aan een baan te helpen. Op 31 mei werd het voorzitterschap van Visser-Van Doorn van het CDAV officieel door de partijraad van het CDA bekrachtigd. Zij vervulde deze functie al enkele maanden officieus, als opvolgster van Toos Jongsma-Roelants die eind 1995 afscheid had genomen.
Voor 18 oktober had het CDA-Vrouwenberaad een conferentie georganiseerd over vrouwenhandel en seksueel misbruik van kinderen. Wegens gebrek aan belangstelling werd de bijeenkomst echter afgelast. Volgens de organisatie lag het onderwerp te gevoelig. De conferentie had oorspronkelijk 'geweld binnen het gezin' geheten, maar was op aandrang van de partij omgedoopt tot 'mensenrechten voor mannen en vrouwen'.
Op 2 november hield het CDA-Vrouwenberaad een conferentie over 'Armoede en de gevolgen voor kinderen'. Het was de bedoeling dat de conferentie aanbevelingen zou doen aan de commissie die het verkiezingsprogramma voorbereidde. Tot de sprekers behoorde kardinaal Adrianus Simonis.
Het CDA-vrouwennetwerk hield op 14 september zijn eerste landdag. Er werd onder meer gediscussieerd over verleden en toekomst van het welzijnswerk.
In januari publiceerde de CDA-Bestuurdersvereniging de brochure Staatkundige vernieuwing - schijn en wezen. Hierin werd onder meer stelling genomen tegen het correctieve referendum en de door de gemeenteraad gekozen burgemeester. De Bestuurdersvereniging belegde haar jaarlijkse conferentie op 12 oktober. In Ede werd toen van gedachten gewisseld over het thema 'veiligheid en criminaliteit'. Op 25 november verscheen Het evenwicht verstoord? Lokaal onderwijsbeleid na decentralisatie, een handleiding over het nieuwe gemeentelijke onderwijsbeleid voor CDA-wethouders.
Personalia
Op 20 december 1995 overleed Maan Sassen. In 1946 werd hij voor de Katholieke Volkspartij (KVP) lid van de Tweede Kamer. Als minister van Overzeese Gebiedsdelen nam hij in 1948 zitting in het kabinet Drees-Van Schaik. Begin 1949 diende hij zijn ontslag in, omdat hij zich niet kon verenigen met het kabinetsbeleid inzake Nederlands-Indië. Van 1952 tot 1958 had hij zitting in de Eerste Kamer. Sassen trad in 1952 eveneens toe tot de gemeenschappelijke vergadering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), waar hij voorzitter van de christen-democratische fractie werd. In de jaren 1970-1976 was hij de Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de EEG.
Op 6 januari 1996 overleed Jan de Pous. In de jaren 1958-1959 was hij lid van de Raad van State. Van 1959 tot 1963 maakte hij voor de CHU als minister van Economische Zaken deel uit van het kabinet-De Quay. Van 1964 tot 1985 was hij voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER).
Op 19 februari legde de Rotterdamse wethouder Haven en Financiën Smit zijn functie neer. Aanleiding hiertoe was het feit dat de plannen tot de vorming van een stadsprovincie in de regio Rotterdam door het kabinet werden ingetrokken, na een afwijzend referendum. Volgens Smit was een sterke regionale bestuursvorm voor Rotterdam noodzakelijk. Hij werd later benoemd tot directeur-generaal openbare orde en veiligheid op het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Op 11 mei overleed Fred Borgman. Hij was van 1973 tot 1977 voorzitter van de Arjos, de jongerenorganisatie van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Van 1978 tot 1990 had hij zitting in de Tweede-Kamerfractie van het CDA. Vervolgens was hij burgemeester van Nijkerk, totdat hij eind 1994 zijn functie wegens ziekte moest neerleggen.
Op 1 augustus overleed Charles van Rooy. Na een carrière als burgemeester was hij van 1959-1961 voor de KVP minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid in het kabinet-De Quay. Na zijn ministerschap was hij twee jaar burgemeester van Heerlen. Van 1964 tot 1977 was hij gouverneur van Limburg.
De burgemeester van Den Haag, Ad Havermans, legde op 1 augustus zijn functie neer. Hij werd lid van de Algemene Rekenkamer. Havermans werd met ingang van 1 december opgevolgd door de voorzitter van de Tweede Kamer, Deetman. Deze trad daarmee als voorzitter en als lid van de Tweede Kamer terug.
Op 31 augustus overleed Arnold Tilanus. Hij was van 1963 tot 1977 lid van de Tweede Kamer voor de CHU. In de periode 1968-1969 en 1971-1973 was hij fractievoorzitter. Van 1966 tot 1968 was hij bovendien partijvoorzitter.
Op 20 september overleed het Tweede-Kamerfractielid Berry Esselink. Hij maakte sinds 1986 deel uit van de kamerfractie. Van 1978 tot 1987 was hij lid van de Provinciale Staten van Overijssel.
Laatst gewijzigd: | 07 maart 2024 13:10 |