Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Christen Democratisch Appel (CDA) Geschiedenis

CDA jaaroverzicht 1981

Uit: L. Koeneman, 'Het partijgebeuren. Greep uit de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1981', in: R.A. Koole (red.), Jaarboek 1981 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1982), 246-297, aldaar 257-261.

Voor het nu echt gefuseerde CDA betekende het jaar 1981 onder andere voortzetting van deelname aan de regering, zij het dat het CDA andere regeringspartners kreeg. Voor dit zover was, was ook binnen de partij menige discussie gevoerd. Aan het begin van het jaar 1981 hield de kritische CDA-werkgroep Niet bij brood alleen (NBBA) op te bestaan. Dit werd aan de ruim zeshonderd leden en sympathisanten meegedeeld, na een besluit van de landelijke stuurgroep van NBBA. Bij deze mededeling werd van de aanhangers een nadere standpuntbepaling gevraagd. Tevoren was al gebleken dat er intern verschil van mening bestond over de toekomst van de NBBA. Uiteindelijk richtte een aantal NBBA-ers die binnen het CDA wilden blijven opereren de werkgroep Christendemocratisch Beraad (CDB) op. Een ander deel van NBBA, onder wie voorzitter H. Westrate, kwam samen met onder andere de Evangelisch Progressieve Volkspartij (EPV) tot de oprichting van een nieuwe politieke partij, de Evangelische Volkspartij (EVP). Ook aan het begin van het jaar werd het rapport Over vredesbeleid gepubliceerd, vervaardigd door een Commissie Bewapeningsvraagstukken onder voorzitterschap van André Donner. In het rapport werd krachtig stelling genomen tegen alle vormen van atoompacifisme. Uitbanning van kernwapens werd 'een volstrekte illusie en een gevaarlijk zelfbedrog' genoemd. Eveneens werden eenzijdige Nederlandse stappen met betrekking tot de kernbewapening en het uit de NAVO stappen van de hand gewezen. Het rapport was bedoeld als bijdrage voor verdere discussie binnen het CDA over de kernwapens. Het werd onder meer gebruikt bij de vaststelling van de kernwapen-paragraaf van het ontwerpverkiezingsprogramma.

Op 31 januari werd door de partijraad van het CDA premier Dries van Agt voorgedragen als lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen. De voordracht was niet unaniem. Een deel van de antirevolutionaire vleugel en van de jongeren (± 20% van de aanwezigen) uit het CDA verklaarde bezwaren te hebben tegen Van Agt. Zij brachten hun stem uit op fractievoorzitter Ruud Lubbers, hoewel laatstgenoemde nadrukkelijk had aangekondigd geen kandidaat voor het lijsttrekkerschap te willen zijn, en zelf Van Agt had aanbevolen. Verder aanvaardde de partijraad in grote lijnen het ontwerpverkiezingsprogramma Om een zinvol bestaan. Wegens tijdgebrek werd het hoofdstuk Vrede en Veiligheid niet vastgesteld. Men besloot om dit een week voor het CDA-congres van 21 februari apart te behandelen. Hier werd ten aanzien van de kernwapens vastgesteld dat Nederland in december 1981 over plaatsing van de kruisraketten een beslissing zou moeten nemen, die afhankelijk was van de stand van zaken in de Russisch-Amerikaanse onderhandelingen. Tien CDA-Tweede Kamerleden verklaarden hoe dan ook zich te zullen blijven verzetten tegen modernisering van de NAVO-kernwapens. Deze verklaring werd door de partijraad als een minderheidsstandpunt geaccepteerd.

Op 21 februari congresseerde het CDA in Den Haag. Op de agenda stond onder andere:
-    bekrachtiging van het door de partijraad vastgesteld verkiezingsprogram;
-    verkiezing CDA-lijsttrekker;
-    behandeling en vaststelling van de algemene strategie voor de komende verkiezingscampagne en de daarop volgende formatie.

Het congres werd geopend met een toespraak van CDA-partijvoorzitter Piet Bukman. Hij zei onder meer dat het CDA in beginsel bereid was om met elk van de andere democratische partijen regeringsverantwoordelijkheid te dragen. Hij erkende weliswaar dat de samenwerking tussen CDA en VVD in het kabinet goed was verlopen, maar dat het kabinetsbeleid geen inzet van de verkiezingen moest zijn. De gedachte van VVD-lijsttrekker Hans Wiegel voor een nationaal kabinet wees Bukman af. Het congres nam vervolgens het concept-verkiezingsprogram aan (met slechts twee stemmen tegen), waarmee het definitief werd. Met een meerderheid van 432 tegen 22 stemmen werd premier Van Agt aangewezen als lijsttrekker. Er was geen tegenkandidaat. In zijn toespraak tot het congres zei Van Agt bij de komende kabinetsformatie geen enkel dictaat van andere partijen te accepteren. Hij doelde hiermee onder andere op de standpunten van D'66 en PvdA om zo spoedig mogelijk de kerncentrales van Borssele en Dodewaard te sluiten en noemde dit onaanvaardbaar voor het CDA.

Op 30 maart werden voor het CDA-partijbestuur twaalf 'gravamina' erkend, ingediend door elf kandidaat-Kamerleden, waarvan er zeven op dat moment lid van de Tweede Kamer waren (gravamen = zwaarwegend gewetensbezwaar). Twee gravamina hadden betrekking op een artikel uit het program van uitgangspunten, handelend over andere samenlevingsvormen (van Aat de Jonge en Gerard van Leijenhorst); drie hadden betrekking op het hoofdstuk vrede en veiligheid voor wat betreft de kernwapens in het algemeen (Hans de Boer, H. van Rullen, Frouwke Laning-Boersema); twee gravamina waren gericht tegen het militair-strategische 'principe van het aangepaste antwoord' (wat in het verkiezingsprogram wordt aanvaard) (Sytze Faber, Jan Nico Scholten); vijf gravamina golden de afschaffing van dienstplicht bij een geestelijk ambt (J. de Boer, Ben Hennekam, Ad Hermes, Piet van der Sanden, Scholten). Daarnaast hadden zeven Kamerleden meegedeeld dat zij in december tegen de mogelijke beslissing tot plaatsing van kruisraketten zouden stemmen, zonder dat bezwaar om te zetten in gravamina. Op 4 april organiseerde de werkgroep Christendemocratisch Beraad een bijeenkomst in Utrecht. Besloten werd om tot de verkiezingen in ieder geval trouw te blijven aan het CDA en lijsttrekker Van Agt. Daarna zou de CDA-koers bij de kabinetsformatie kritisch gevolgd worden. Het Tweede Kamerlid De Boer merkte op dat het CDA en zijn lijsttrekker bij de verkiezingen niet de nadruk moesten leggen op het gevoerde kabinetsbeleid van CDA en VVD, maar op het programma van het CDA. Op 11 april opende het CDA haar verkiezingscampagne in Utrecht. De campagne stond in het teken van de leuze 'Samen verantwoordelijk'. Lijstaanvoerder Van Agt zei er dat het CDA met iedere partij zou willen regeren, die zich constructief opstelde. 'Dit land heeft minder dan ooit behoefte aan opdeling en polarisatie.'

De eerste partijraad van het CDA na de verkiezingen in Apeldoorn verklaarde op 20 juni bijna unaniem dat premier Van Agt ook in een nieuw kabinet van CDA, PvdA en D'66 weer minister-president zou moeten worden. Premier Van Agt wilde zich in zijn rede niet uitspreken over de kans van slagen van de poging om een kabinet met PvdA en D'66 tot stand te brengen. Ook wilde hij zich niet uitlaten over de mogelijkheid van een kabinet van CDA en VVD, gedoogd door de kleine christelijke partijen; een mogelijkheid, die door de Volkskrant-commentator Jan Joost Lindner de 'Staphorst-variant' werd gedoopt. De partijraad besloot verder dat twee CDA-senatoren, Rie van Soest-Jansbeken en Ruud Oudenhoven, niet langer hun Eerste Kamerlidmaatschap mochten combineren met hun functie van burgemeester. De twee leden hadden aan de partijraad om dispensatie gevraagd, nadat op 10 juni een wijziging van het huishoudelijk reglement in werking was getreden. Door deze tegen cumulatie van functies gerichte wijziging was onder andere het burgemeestersambt niet langer verenigbaar met het lidmaatschap van Tweede of Eerste Kamer. Voor de derde dinsdag in september moesten beide senatoren een van beide functies opgeven, zo werd besloten.

Half augustus verzocht het bestuur van het CDA-Vrouwenberaad kabinetsformateur Sjeng Kremers en fractievoorzitter Van Agt om meer vrouwen kandidaat te stellen voor een minister- of staatssecretarisschap, aangezien er slechts één vrouwelijke kandidaat werd genoemd van het CDA. Na afronding van de kabinetsformatie werd Bert Fleers door het CDA-partijbestuur aangewezen als nieuwe vicevoorzitter van het CDA. Hij volgde Piet van Zeil op, die staatssecretaris werd voor Economische Zaken in het tweede kabinet-Van Agt.

Op 21 november kwam de partijraad van het CDA bijeen in Breda. Tijdens deze vergadering ging men akkoord met de eis door het partijbestuur gesteld aan CDA-Eerste Kamerlid Oudenhoven om zijn zetel ter beschikking te stellen, gezien het feit dat hij tevens burgemeester was. Ten aanzien van Van Soest-Jansbeken werd door de partijraad besloten de zaak nogmaals te bekijken. Gebleken was dat zij over een brief van een oud-KVP-voorzitter beschikte, waarin stond dat er geen bezwaar bestond tegen het verenigen van beide functies. Over de regeringscoalitie merkte premier Van Agt op dat het weliswaar niet gemakkelijk was om vaarwel te zeggen aan de VVD met wie vier jaar lang constructief was samengewerkt, maar dat de nieuwe coalitie in overeenstemming was met de uitspraak van het CDA-congres in februari. Het congres sprak zich toen uit voor een kabinet dat op een brede basis in het parlement kon steunen. Wellicht onder de indruk van de anti-kernwapendemonstratie, die dezelfde dag in Amsterdam plaatsvond, merkte Van Agt op dat van het kabinet nieuwe initiatieven waren te verwachten met het oog op de komende onderhandelingen over wapenbeheersing tussen Amerika en Sovjet-Unie. De partijraad nam vrijwel unaniem een resolutie aan waarin benadrukt werd dat vermindering van de bewapening moest worden bereikt via onderhandelingen.

Laatst gewijzigd:20 februari 2023 09:44