Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Algemeen Ouderen Verbond (AOV) Geschiedenis

AOV jaaroverzicht 1995

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1995. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1995' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996), 14-91, aldaar 24-27.

Inleiding

Na de stormachtige doorbraak in 1994 wachtte het AOV in 1995 een zware terug­slag. Interne spanningen leidden tot een scheu­ring in de partij, waarbij ook de fracties in de Tweede en Eerste Kamer uiteen vielen. Als gevolg hiervan liep de beoogde samen­werking met de Ouderen Unie 55+ spaak.

Provinciale Statenverkiezingen

Interne spanningen waren er al in 1994. Het Tweede-Kamer­lid Th.J.M. Hen­driks was in oktober van dat jaar geroyeerd en trad sinds­dien op als onafhankelijk kamerlid. Hij nam zijn zoon, O. Hendriks, als medewerker aan en handhaafde hem in 1995 ondanks geruch­ten - onder meer een pu­bli­katie in het blad Nieuwe Revu van 3 mei - dat deze contacten met conser­vatieve katholieke en met rechts-extreme organisaties als het Neder­lands Blok zou onder­houden. Ook Hendriks Sr. werd van extreem-rechtse, natio­naal-socialistische sympathieën beschuldigd. Het kamerlid wees alle aantij­gingen verontwaardigd van de hand.

In februari brak een conflict uit in de provinci­ale afde­ling Brabant - de bakermat van het AOV. De afdelings­voor­zitter L. van Son legde zijn functie neer en verliet de par­tij. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten van 8 maart 1995 speelde de interne verdeeld­heid het AOV electoraal nog geen parten; de partij haalde nog meer stemmen dan bij de Tweede-Kamerver­kie­zingen van 1994 en won 25 zetels (zie tabel 1). In zes provincies - Drenthe, Flevoland, Gelderland, Noord-Bra­bant, Noord- en Zuid-Holland - had het AOV zijn lijst gecombi­neerd met die van de Ouderen Unie 55+, in vier pro­vin­cies - Friesland, Gronin­gen, Utrecht en Zeeland - had slechts het AOV een lijst inge­diend en alleen in Limburg kwamen beide ouderen­par­tijen met een lijst uit. In Gelderland werd de lijst aange­voerd door het voormalige Statenlid voor het CDA F.C. Geenen.

Samenwerking met de Ouderen Unie 55+

De provinciale samenwerking met de Ouderen Unie 55+ ging ge­paard met toe­na­dering op landelijk niveau. Reeds in 1994 waren gesprek­ken gevoerd over een eventuele fusie. Op 13 februari 1995 onderteken­den be­stuursleden van beide partijen een conve­nant voor samen­wer­king, die te zijner tijd in fusie zou kunnen uitmonden. Pro­grammatische verschil­len zag men nauwe­lijks, cultuurver­schil­len wel: de Ouderen Unie 55+ zou volgens haar se­cretaris vooral ouderen trekken die uitsluitend van hun AOW leefden, terwijl het AOV ook veel ouderen met een eigen pensi­oen onder zijn aanhang zou tellen.

Eerste-Kamerverkiezingen

De samenwerking met de Ouderen Unie 55+ werd echter geremd door de con­flicten binnen het AOV, die in april 1995 oplaai­den. Par­tijvoorzitter M.C. Batenburg wilde graag lid van de Eerste Kamer worden, maar bleek door een selectie­com­missie op een onverkiesbare achtste plaats gezet. De com­missie was hierover overigens verdeeld; haar voorzitter, B. Maris, had Batenburg wel een verkies­bare plaats ge­gund. De andere twee leden van de commissie achtten Baten­burg echter fysiek niet in staat om het lidmaat­schap van de Eerste Kamer te combineren met het partij­voorzit­ter­schap en het lidmaatschap van de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Het hoofd­bestuur van de partij nam - in meerder­heid - de aanbevelingen van de commis­sie over. De partijvoor­zitter raakte hierover zeer ontstemd en be­schuldigde de com­missie en het hoofdbestuur van 'leeftijds­disc­rim­ina­tie'. Zijn aanhangers binnen de partij organiseerden daarop een lobby onder de Staten­leden om Batenburg via voor­keur­stemmen alsnog in de Eerste Kamer te krijgen. Het Tweede-Kamerlid C.S. van Winger­den schreef in april een brief met deze strek­king aan alle Sta­tenleden. Hij verweet fractievoor­zitter mevr. H.M. Nijpels-Hezemans dat zij 'onze voorzitter, aan wie we veel te danken hebben, de grond in wil trappen' en liever eigen vriendjes kandidaat wilde stellen voor de Eerste Kamer (NRC-Handelsblad, 20 april 1995).

Daarmee ver­grootte Van Wingerden de toch al bestaande spanning in zijn fractie, waarvan de meerderheid onder leiding van Nijpels-Hezemans de kant van het hoofdbe­stuur koos. Het hoofd­bestuur besloot op 12 mei Van Win­gerden te schorsen, naar aanleiding van zijn cam­pagne voor Batenburg en de kritiek die hij geleverd had op de fractievoorzitter. Het kamerlid W.J. Ver­kerk, dat zich tot dan toe verre van de conflicten had gehou­den, nam het op voor Van Wingerden en noemde de groep rond Nij­pels-Heze­mans 'car­rière­jagers'. Op 30 mei werd hem de toegang tot het secre­tariaat van de fractie ontzegd door Nijpels-Hezemans.

Bij de verkiezing van de Eerste Kamer won Batenburg dank zij voorkeur­stemmen toch een zetel (zie tabel 2), naast de lijsttrekker, kolonel b.d. J. Hendriks. De Eerste-Kamerfractie van het AOV raakte evenals de Tweede-Ka­­merfractie hierop in twee kampen verdeeld: 'Batenbur­gers' tegenover 'Nij­pelianen'. Beide groe­pen beschul­digden elkaar van sektarisme, politiek extre­misme en paranoïde ge­drag. Nijpels-Hezemans werd onder meer ver­weten dat zij een medewer­ker had aangesteld met een links-extreme achter­grond; deze E. van den Berg was in de jaren zeventig in Eind­hoven leider van de - van terroris­me verdachte - Rode Jeugd en in de jaren tachtig raadslid voor de PSP geweest.

Scheuring

Op 2 juni royeerde het hoofdbestuur - dat wil zeggen: een meerderheid van zeven leden - partijvoorzitter Batenburg. Hem werd ook de financiële chaos verweten die na de ver­kiezings­campag­nes zou zijn ontstaan. Het hoofdbe­stuur, tijdelijk geleid door A. Turkenburg, vroeg surséance van betaling en op 8 juni faillis­sement van de partij aan. Het hoofdbestuur wees mede om financiële redenen het voorstel van Batenburg om op 10 juni een algemene leden­verga­dering te houden af; men achtte boven­dien deze korte termijn in strijd met de statuten.

Batenburg zette echter door en organiseerde met zijn medestan­ders op 10 juni een algemene ledenvergadering in Utrecht. De rechter verleende uitstel van faillissement. Een zakenman en onafhankelijk raadslid in Bergen op Zoom, T. Linssen, zou de bijeenkomst financieren. De driehonderd aanwe­zige leden hand­haafden Batenburg als partij­voorzitter, royeer­den de meer­der­heid van het hoofd­be­stuur evenals de Tweede-Kamerleden Nij­pels-Hezemans, L.E.C. Boogaard en mevr. E.G. Aiking-van Wage­ningen en het Eerste-Kamerlid Hen­driks. Waarnemend voor­zitter Turken­burg tekende bezwaar aan tegen de gang van zaken maar werd vrij snel afgeha­merd. Batenburg zou leiding geven aan een 'opbouw mana­gement team', dat als voorlo­pig bestuur op zou treden. C. van der Kolk werd plaatsvervangend voor­zitter, F. Willemse de nieuwe penningmeester - de vijfde in successie sinds de oprichting van de par­tij in 1993.

Senioren 2000

De geroy­eerde AOV-­leden stichtten op 23 augustus een nieuwe partij, Senioren 2000. A. Turkenburg werd voorzitter, senator J. Hendriks vice-voorzitter. De uitgangspunten van de nieuwe partij verschilden weinig van die van het AOV. De partijorga­nisatie werd langzaam opgebouwd. In novem­ber werd de eerste provinciale afdeling gevormd in Groningen. In dezelfde maand besloot de AOV-afdeling van Overijssel zich in meerder­heid aan te sluiten bij Senioren 2000; ook het Statenlid in Overijssel, G. Bos, ging hierin mee. De nieuwe partij richtte voorts een Stichting Scholing en Vorming van Senioren 2000 op en een We­ten­schap­pelijk Instituut van Senio­ren 2000, dat onderzoek zou gaan doen naar de financiering van de AOW in de toekomst. Bovendien stelde men een ombudsman aan, J. Heijnen, die oude­ren advies zou geven over problemen met AOW, huursub­sidie en der­gelijke.

In de Tweede Kamer moes­ten de leden van Senioren 2000 zich 'Groep Nijpels' noemen, terwijl Van Wingerden en Verkerk nu weer de officiële fractie van het AOV vormden. Het dien­sten­centrum voor de fractie werd door Van Wingerden over­geno­men op een manier die Nijpels-Hezemans in een interview 'een onge­looflijk smerige str­eek' noemde (NRC-Han­delsblad, 29 decem­ber 1995). Th. Hendriks bleef onafhankelijk lid van de Tweede Kamer, maar werkte wel samen met de AOV-fractie.

Wederopbouw van het AOV

Op 20 september wees de rechter het verzoek om het AOV fail­liet te ver­klaren af. Voor de schulden - volgens het 'opbouw management team' lang niet zo hoog als beweerd door het vorige bestuur - werd een regeling getroffen.

Op 21 novem­ber vond in Driebergen opnieuw een algemene leden­vergade­ring plaats, waarop Batenburg herkozen werd als partij­voorzit­ter tot april 1996. In de opiniepeilin­gen was het AOV zo gedaald dat het nog slechts met de Ouderen Unie 55+ samen een zetel zou kunnen halen. Vanwege de proble­men binnen het AOV zag de Ouderen Unie echter weinig heil meer in een fusie.

Laatst gewijzigd:06 februari 2023 15:07