Skip to ContentSkip to Navigation
Research Centre for Religious Studies Research Centres Centre for Religion, Conflict and Globalization
Header image The Religion Factor

De rol van religie in de verspreiding van Covid-19

Date:12 May 2022
Author:Joris Kregting
Picture by Gabriella Clare Marino
Picture by Gabriella Clare Marino

Nederland kreeg in 2020 te maken met Covid-19, en wel in twee golven. Nadat in Nederland op 27 februari 2020 de eerste besmetting met het COVID-19 virus was vastgesteld, nam in de dagen daarna het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames in sneltreinvaart toe. Nederland ging deze golf te lijf met een ‘intelligente lockdown’. De maatregelen hadden het gewenste effect en in mei werden ze afgeschaald. In de maanden juni en juli leek het virus onder controle, maar vanaf medio augustus liep het aantal besmettingen weer snel op en diende zich een tweede golf aan. Ook deze golf werd beantwoord met een lockdown, dit keer een ‘gedeeltelijke’.

Net als na de eerste golf van Covid-19 in Nederland (zie Religion and the Transmission of COVID-19 in the Netherlands) hebben Paul Vermeer en ik ook na de tweede golf proberen te kijken naar de rol van religie in de snelle verspreiding van het virus. Bij de verklaring van de eerste golf lag de focus vooral op het bezoeken van religieuze bijeenkomsten, die inderdaad begin 2020 bijdroegen aan de verspreiding van het virus. Tijdens de intelligente lockdown waren er geen religieuze bijeenkomsten maar in de aanloop van de tweede golf mochten onder andere kerken, moskeeën, hindoe tempels en synagogen onder bepaalde voorwaarden deze wel weer organiseren. De richtlijnen van het RIVM werden doorgaans trouw opgevolgd: het aantal bezoekers was beperkt, de anderhalve meter maatregel werd in acht genomen, samenzang werd vermeden en in veel gemeenschappen werd overgeschakeld op zogenaamde hybride diensten (een mix van fysieke en online samenkomsten). Hierdoor lijkt het erg onwaarschijnlijk dat religieuze bijeenkomsten ook belangrijke besmettingshaarden zijn geweest bij de uitbraak van deze tweede golf.

Ter verklaring van de tweede golf richtten we ons meer algemeen op het toebehoren tot een religieuze groep. Mede naar aanleiding van berichten in de media, dat bij aanvang van de tweede golf vooral mensen met een niet-westerse migratieachtergrond op de IC werden opgenomen, zijn we op zoek gegaan naar een mogelijk verband tussen religieuze achtergrond en de verspreiding van het COVID-19 virus in Nederland. Niet-westerse migranten zijn doorgaans immers religieuzer dan mensen met een westerse migratieachtergrond of Nederlanders van geboorte.

De analyses ter verklaring van de tweede golf vonden niet plaats op individueel maar op gemeenteniveau, simpelweg omdat het RIVM en het CBS hier adequate gegevens voor leveren: van alle 355 Nederlandse gemeenten is zowel het aantal in het ziekenhuis opgenomen COVID-19 patiënten in de periode tussen 6 juli en 2 november bekend als het aantal moslims en christenen als deel van de gemeentelijke bevolking. Het aantal COVID-19 patiënten verschilt in deze periode aanzienlijk tussen gemeenten. Zo behoren Amsterdam, Rotterdam en Den Haag met ongeveer 50 ziekenhuisopnames van COVID-19 patiënten per 100.000 inwoners tot de koplopers, maar er zijn ook tientallen gemeenten buiten de Randstad waar geen enkele inwoner in het ziekenhuis is opgenomen. Om de relatie tussen religie en COVID-19 zo zuiver mogelijk te beschouwen, hebben we in onze analyses tevens gecontroleerd voor de volgende factoren: leeftijd, gezondheid, opleiding en bevolkingsdichtheid.

Onze analyses tonen aan dat er een onafhankelijk, rechtstreeks effect is van het relatieve aantal moslims in een gemeente op het aantal ziekenhuisopnames van COVID-19 patiënten. Het gaat hierbij nu niet meer om het directe effect van het bezoeken van religieuze diensten als bron van besmetting, maar om het indirecte effect van het behoren tot een religieuze groep, eventueel in combinatie met het hebben van een niet-westerse migratieachtergrond.

We interpreteren onze bevindingen theoretisch met de veronderstelling dan moslims en meer in het algemeen Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond op een zekere afstand tot de Nederlandse samenleving staan en daardoor wellicht minder gehoor geven aan de coronamaatregelen van de overheid. We geven tevens aan dat andere theoretische interpretaties van het door ons geconstateerde verband ook een zekere mate van plausibiliteit hebben. Zo is het niet ondenkbaar dat een geringere taalbeheersing, waardoor een deel van de moslims wellicht niet alle informatie omtrent overheidsmaatregelen goed begrijpen, kindertal, waarbij een groter aantal kinderen bij moslims via scholen kan leiden tot een grotere kans op besmetting, of bezoekcultuur, waarbij bezoek vanwege hechtere familierelaties minder snel wordt afgezegd, deels ook het door ons gevonden effect van het relatieve aantal moslims in een gemeente op het aantal ziekenhuisopnames zou kunnen verklaren. Onze aanbeveling blijft echter onverlet: voor het terugdringen van het aantal besmettingen kan het zeer dienstig zijn wanneer de overheid bij het communiceren van allerlei maatregelen samenwerking zoekt met moskeeën en moslim- en migrantenorganisaties. Dit is van belang om zo ook groepen op een zekere afstand tot de Nederlandse samenleving te bereiken en het draagvlak voor de coronamaatregelen te vergroten.

 

Wil je het hele artikel van Paul Vermeer en Joris Kregting lezen? Dit is open access toegankelijk via Religie & Samenleving: Vermeer, P., & Kregting, J. (2021). Religie en de verspreiding van COVID-19 in Nederland: Het begin van de tweede golf (6 juli – 2 november). Religie & Samenleving, 16(1), 6–27.

About the author

Joris Kregting

Joris Kregting is a researcher at Radboud University.