Biografie Jan Wier
Een ketterse arts voor de heksen. Jan Wier (1515-1588)
De arts Jan Wier staat bekend als eerste serieuze tegenstander van de heksenvervolging. In zijn boeken De praestigiis daemonum of Over duivelse begoochelingen uit 1563 en De lamiis of Over de heksen uit 1577 noemde hij het onzin dat oude vrouwen een verbond sloten met de duivel en daaraan een tovermacht ontleenden waarmee ze anderen de duivel aandeden. De heksenprocessen achtte hij onrechtmatig omdat ze over niet-bestaande misdrijven gingen en omdat verdachten gefolterd werden, vernederd, opgesloten in mensonwaardige omstandigheden en onderworpen aan de waterproef. Anders dan veel tijdgenoten maakte hij een onderscheid tussen heksen en ketters, al noemde hij verbranding, ophanging of vierendeling voor beide groepen onaanvaardbaar.
Omdat Jan Wier sommige heksen geestesziek noemde, geldt hij als een grondlegger van de moderne psychiatrie. Verder bepleitte hij een menselijke behandeling van (sommige) verdachten, waarmee hij een verdediger lijkt avant la lettre van de mensenrechten. Het is dus niet verwonderlijk dat hij tal van bewonderaars heeft gekend, onder wie Karl Marx en Sigmund Freud. Critici menen dat hij de heksenvervolging onbedoeld heeft aangewakkerd, dat hij ten onrechte geldt als een boegbeeld van de psychiatrie of zelfs dat hij die discipline ongunstig heeft beïnvloed. Antipsychiater Thomas Szasz bijvoorbeeld zag hem in de tweede helft van de twintigste eeuw als de grondlegger van een gezondheidszorg die lastige mensen opsloot en monddood maakte.
Wie was Jan Wier en wat bracht hem tot standpunten die in zijn tijd allesbehalve populair waren? Wat is zijn maatschappelijke en wetenschappelijke nalatenschap? Waar komen de opvallend tegenstrijdige opvattingen over zijn betekenis vandaan en hoe komt het dat het grote publiek hem zo goed als vergeten is?
Bronnen
Deze biografie verschilt van eerdere studies over Jan Wier omdat nu voor het eerst zijn hele Ĺ“uvre – en dus niet alleen Over duivelse begoochelingen en Over de heksen – in het onderzoek betrokken wordt, wat een helderder inzicht geeft in zijn drijfveren en zijn intellectuele en maatschappelijke nalatenschap. Als bronnen gelden verder teksten door tegenstanders, geestesgenoten, navolgers en bewonderaars van Jan Wier, zijn correspondentie en de correspondentie van zijn broers, zijn leermeester, zijn zonen, zijn vrienden, zijn werkgever en een hofgenoot. Deze bronnen worden aangevuld met onder andere gegevens uit de inschrijvingslijsten van universiteiten en documenten van Schepenbanken. Secundaire bronnen zijn de negentiende-eeuwse biografieën van Jan Wier door Jacobus Scheltema, Alexandre Axenfeld, Carl Binz en Heinrich Eschbach, de twintigste-eeuwse biografieën door Leonard Dooren, Jan Jacob Cobben en Rudolph van Nahl en de eenentwintigste-eeuwse biografie door Michaele Valente. Verder worden gegevens geput uit biografieën van verwanten, vrienden, kennissen, hofgenoten, mede- en tegenstanders en andere tijdgenoten. Ten slotte worden publicaties bestudeerd over de heksenwaan, occulte tradities, universiteits-, medische- en wetenschapsgeschiedenis, de Opstand in de Nederlanden, de (contra-) reformatie en het klimaat in de zestiende eeuw.
Een nieuw licht op leven, werk en nalatenschap
Deze biografie vat samen, stelt bij en vult aan wat al bekend was over het leven van Jan Wier: zijn jeugd in zijn geboorteplaats Grave, zijn opleiding als assistent van Heinrich Cornelius Agrippa in Antwerpen en Mechelen, zijn studie aan de universiteit van Parijs, zijn werk als stadsarts in Arnhem en als hofarts van hertog Willem van Kleef, Gulik en Berg, en zijn dood en begrafenis in Tecklenburg. Over zijn leermeester Agrippa laat dit onderzoek zien dat deze in tegenstelling tot wat tot nu toe werd aangenomen geen vriend was van Erasmus, zodat de band die veel hofgenoten in Kleef, Gulik en Berg met Erasmus koesterden Jan Wier eerder isoleerde dan hem met hen bond. Ook wordt verhelderd hoe Jan Wier zich ontwikkeld heeft van katholiek naar lutheraan tot calvinist.
Het belangrijkste inzicht dat deze biografie oplevert, is dat heksen verdedigen niet het uiteindelijke doel was van Jan Wier. Door boeken te schrijven wilde hij vermoedelijk zijn status aan het hof verhogen en zijn carrière bevorderen. Inhoudelijk gebruikte hij de heksenvervolging en de rol van geestelijken daarin om kritiek te leveren op de katholieke Kerk. Pas toen de eerste editie van Over duivelse begoochelingen een succes werd, besefte hij hoe actueel het thema van de heksen was en bouwde hij daarop voort, al zou de godsdienstige drijfveer nooit echt verdwijnen.
De voorgestelde herinterpretatie van Over duivelse begoochelingen heeft implicaties voor de receptiegeschiedenis van het werk van Jan Wier. Zo raakt ze aan het conflict tussen het standpunt dat Jan Wier de vader is van de psychiatrie en de opvatting dat dit beeld kunstmatig is gecreëerd. Aanhangers van het eerste standpunt benadrukken dat Jan Wier principes uiteen heeft gezet die in de psychiatrie en de klinische psychologie nog altijd gelden. Zo beschreef hij de rol van eenzaamheid en druggebruik bij geestesstoornissen, betoogde hij dat afwijkend gedrag in gesloten gemeenschappen aanstekelijk is en ontwikkelde hij de notie ontoerekeningsvatbaarheid. Aanhangers van de tweede opvatting menen dat hij onterecht de faam van vader van de psychiatrie geniet doordat negentiende-eeuwse Franse psychiaters hem als boegbeeld misbruikt hebben in hun strijd tegen het katholieke geloof.
Doordat het werk van Jan Wier een brede weerklank heeft gekregen draagt deze biografie bij tot de medische geschiedenis, de theologie, de godsdienstwetenschap en de literatuur. Tot diep in de achttiende eeuw bouwden artsen voort op zijn medische werk. Daardoor speelde hij een cruciale rol bij de verspreiding van de dwaling dat scheurbuik het beste bestreden kon worden met kruiden die – zoals later bleek – weinig vitamine C bevatten. Op het vlak van de theologie schreef de theoloog Heinrich Bullinger een traktaat over de heksen nadat en waarschijnlijk doordat zijn vakgenoot Thomas Erastus hem op Over duivelse begoochelingen had gewezen. Op het vlak van de godsdienstwetenschap laat de biografie van Jan Wier zien dat ‘moderne heksen’ ook in de zestiende eeuw bekend waren maar dat zij niet vervolgd werden. Voor de literatuurgeschiedenis is deze biografie van belang omdat de rol van Jan Wier belicht wordt als vroege bron over figuren als Agrippa, Faust, en de rattenvanger van Hamelen.
Vera Hoorens (Wevelgem, 1963) studeerde psychologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. In het statuut van Aspirant van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek is ze aan dezelfde universiteit gepromoveerd in de psychologie. Als post-doc van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek was ze Visiting Scholar aan Oxford University (Department of Psychology & Wolfson College). Daarna was ze universitair docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en universitair hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg. Tegenwoordig is ze hoogleraar sociale psychologie aan de Katholieke Universiteit Leuven.
Email: Vera.Hoorens psy.kuleuven.be
Recensie Leeuwarder Courant 2 juli 2011
Recensie De Groene Amsterdammer 7 juli 2011
Recensie Medisch Contact 8 juli 2011
Recensie Trouw 13 augustus 2011
Recensie NRC Handelsblad 19 augustus 2011
Recensie Tijdschrift voor Psychiatrie 53(2011)12
Recensie Nederlands Dagblad 27 januari 2012
Jan Gillisprijs 2012 voor biografie Jan Wier
Laatst gewijzigd: | 27 februari 2019 14:41 |