De DSA: een gulden standaard?
Datum: | 24 maart 2023 |
Auteur: | Wouter Knevelbaard |
Dagelijks maken vele Unieburgers gebruik van onlineplatforms zoals sociale netwerken en hier ben ikzelf geen uitzondering op. Voor mij reden genoeg om het wettelijke kader voor deze partijen te onderzoeken.
Digitaledienstenverordening
Twintig jaar na de inwerkingtreding van de Richtlijn elektronische handel (REH) werd op 27 oktober 2022 de nieuwe aanvullende Digitaledienstenverordening gepubliceerd. Een verordening waarvan de titel in het Engels naar mijn mening aantrekkelijker klinkt: De Digital Services Act (DSA). Sinds de REH en het daarbij behorende beperkte aansprakelijkheidsregime voor tussenhandelsdiensten konden de onlineplatforms zich vrij passief opstellen en hoefden zij alleen te reageren zodra daadwerkelijke kennis werd verkregen over onwettige activiteit of informatie op hun platform. Zo werd voorkomen dat tussenhandelsdiensten het gebruik van hun diensten zouden beperken door informatie te controleren en eventueel zelfs te verwijderen. Dit zou immers een aantasting van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie van de afnemers betekenen. De keerzijde hiervan is dat het risico ontstaat dat er wel degelijk illegale inhoud op het platform verschijnt waar, zolang zij er geen kennis van hebben, de onlineplatforms niets aan zullen doen. Deze tweestrijd staat centraal in mijn onderzoek waarbij mijn eigen voorkeur om het recht op vrijheid van meningsuiting te laten prevaleren af en toe doorschemert. Niet alleen de REH en de DSA worden besproken, maar ook de sectorspecifieke Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten en de DSM-richtlijn. Eerstgenoemde richtlijn focust zich met name op het beschermen van minderjarigen tegen schadelijke content en alle burgers tegen bijvoorbeeld haatzaaiende content. De DSM-richtlijn ziet in dit kader voornamelijk op auteursrechtinbreukmakende content op onlineplatforms.
Ruimte voor verbetering
Na het analyseren van de genoemde wet- en regelgeving kan ik niet anders dan zeggen dat er naar mijn mening nog steeds ruimte voor verbetering is. Zo wordt er in de DSM-richtlijn een systeem van licentieverkrijging aangemoedigd en worden filtersystemen indirect gevorderd op een zodanige wijze dat het op gespannen voet staat met het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie. Een spanning die de DSA niet wegneemt nu het de overige wet- en regelgeving op dit gebied onverlet laat. Daarnaast creëert de DSA in samenhang met de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten onduidelijkheid en moet er vooral voor worden gewaakt dat een ophoping van lidstatelijke bepalingen plaats maakt voor een ophoping van Europese bepalingen. Positief is dat er duidelijk veel aandacht wordt besteed aan zowel de aanpak van illegale inhoud online als aan de bescherming van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie. Daarbij wordt binnen de DSA ook zeker een bevredigende balans gevonden nu tegen elke proactieve maatregel wel een zorgvuldigheidsbepaling staat. Of deze bepalingen het gewenste effect zullen hebben zal echter nog moeten blijken. Hoewel open normen in een zich snel ontwikkelende sector enigszins geboden zijn, is het voor de rechtszekerheid wel belangrijk om de bepalingen in de DSA zo gedetailleerd mogelijk te maken. De onduidelijkheid waar alle verschillende lidstatelijke bepalingen voor zorgden, was immers de reden voor de totstandkoming van de DSA. Er is een grote stap in de goede richting gezet. Om daadwerkelijk een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving te realiseren zal de DSA echter naar mijn mening nog eens geüpdatet moeten worden in de aankomende jaren.
Voor de volledige scriptie zie: https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=4391813
Over de auteur
Wouter Knevelbaard, master IT-recht (2023), https://www.linkedin.com/in/wouter-knevelbaard-30311a137/) LinkedIn