Burgemeesters worden onvoldoende teruggefloten
De bevoegdheid van burgemeesters om drugspanden te sluiten is ontaard en schuurt met het recht op een eerlijk proces en het recht op huisvesting, blijkt uit onderzoek van Michelle Bruijn. Met het project The Administrative War on Drugs laat ze gemeenten zien hoe het anders kan.
Tekst Bert Platzer, Foto Hesterliena WolthuisVijf gram softdrugs, vijf wietplanten, een halve gram harddrugs, één xtc-pil of vijf milliliter GHB: lezers die met enige regelmaat de bloemetjes buitenzetten, herkennen deze aantallen wellicht als zogenoemde gebruikershoeveelheden. Heb je niet meer bij je, dan hoef je in Nederland alleen bang te zijn voor inbeslagname. Wordt er meer bij je aangetroffen, dan is er automatisch sprake van een handelshoeveelheid. Vindt de politie dat bij je thuis, dan kan de burgemeester overgaan tot een tijdelijke sluiting van je woning en sta je op straat. Woon je in een huurwoning, dan kan de verhuurder je huurcontract opzeggen – de kans is groot dat je ook nog op een zwarte lijst terechtkomt. Eventuele onschuldige medebewoners of gezinsleden, zoals kleine kinderen, zijn ook de pineut: een sluiting betreft de hele woning.
Stuk sneller
Dat het bestuursrecht, toch vooral bedoeld voor het handhaven van de openbare orde, wordt ingezet voor het bestrijden van drugscriminaliteit, vindt universitair docent Michelle Bruijn op zich niet problematisch. 'Het is interessant dat wordt gezien dat een probleem vanuit meerdere rechtsgebieden kan worden aangepakt. Vanuit het bestuursrecht hebben burgemeesters voor het sluiten van panden, inclusief woningen, een autonome bevoegdheid, daaraan gaat geen rechterlijke controle vooraf. Dat gaat natuurlijk een stuk sneller dan een trage strafrechtelijke procedure. Maar het wordt problematisch als die vervaging tussen de rechtsgebieden ervoor zorgt dat er onvoldoende rechtsbescherming wordt geboden.'
Als iemands woning wordt gesloten kan de bewoner in bezwaar gaan. De burgemeester moet zijn besluit dan opnieuw overwegen. Wordt het bezwaar afgewezen, wat meestal gebeurt, dan rest de gang naar de rechter. Maar voordat de zaak wordt behandeld, verstrijken er vaak maanden en de sluiting van de woning wordt gedurende die tijd niet opgeschort.
Sluiting als strafmaatregel
Dat schuurt volgens Bruijn met het recht op een eerlijk proces en het recht op huisvesting. Zeker als je ook bedenkt dat de toepassing van de bevoegdheid om panden te sluiten ver is afgegleden van wat de wetgever ermee voor ogen had, zoals Bruijn concludeerde in haar proefschrift, waarop ze vorig jaar promoveerde. 'Deze bevoegdheid, Artikel 13b Opiumwet, werd in 1999 geïntroduceerd omdat burgemeesters een instrument nodig hadden om coffeeshops te kunnen sluiten', vertelt Bruijn. 'Dat werkte zo goed dat ze in 2007 is uitgebreid naar woningen. Maar de wetgever heeft deze maatregel steeds bedoeld voor het sluiten van illegale verkooppunten, om de openbare orde te herstellen. Dus om de handel te beëindigen en terug te gaan naar een legale situatie.'
Daarbij is leidend dat er niet alleen een handelshoeveelheid drugs in een pand is aangetroffen, dus meer dan voor persoonlijk gebruik is toegestaan, maar dat die drugs moet zijn bedoeld om mee te handelen. 'Waar je dat uit afleidt? Ja, dat is de vraag', zegt Bruijn. 'Burgemeesters gingen uitproberen hoever ze binnen deze kaders konden gaan en werden onvoldoende teruggefloten door de rechter. Daardoor is tegenwoordig elke handelshoeveelheid drugs grondslag om meteen over te gaan tot het zwaarste middel, namelijk sluiting. Bovendien wordt sluiting steeds vaker als strafmaatregel ingezet. 'Burgemeesters en gemeenteambtenaren spreken bijvoorbeeld over 'criminelen pakken'. Maar deze maatregel is niet gericht op personen, maar op de locatie van de overtreding.'
Waarschuwing met tanden
Er zitten dus nogal wat ongewenste kanten aan de praktijk van het sluiten van drugspanden. Werkt het dan tenminste? 'Dat is compleet onduidelijk', zegt Bruijn. 'Er is geen zicht op waar mensen heengaan als hun woning wordt gesloten, of er inderdaad criminaliteit of drugshandel om die woning was en of dat inderdaad stopt na de sluiting. Er wordt door gemeenten of de politie niet gemonitord.'
Om al deze redenen zoekt Bruijn in de het project The Administrative War on Drugs de link met de praktijk om duidelijk te maken dat het ook anders kan. Samen met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid heeft Bruijn het webdossier 'bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit' gebouwd. 'Daarin werk ik maandelijks de jurisprudentie bij en kunnen gemeenteambtenaren terecht met al hun vragen. Zo kunnen gemeenteambtenaren gebruikmaken van het beoordelingskader van rechters om hun besluitvorming in te kleden. Er staan ook stappenplannen op, die beginnen vanaf het moment dat je drugs aantreft in de woning: wat moet je vervolgens doen? Dat is helemaal uitgeschreven.'
Het lijkt zijn vruchten af te werpen. Bruijn constateert dat burgemeesters de laatste tijd eerder kiezen voor een last onder dwangsom dan meteen een sluiting. 'Dat is een soort waarschuwing met tanden. Je legt een waarschuwing op en daar zit meteen een geldboete aan vast voor de volgende overtreding. Als iemand opnieuw in overtreding gaat, moet de dwangsom automatisch worden betaald. Zo geef je iemand een tweede kans, juist in situaties waarbij ook kinderen een rol spelen of huuromstandigheden.'
Impact Award
Ook op andere niveaus ziet Bruijn een verandering. Naar aanleiding van een rapport dat ze met RUG-hoogleraar Michel Vols schreef voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie werd in de Tweede Kamer een motie aangenomen die stelt dat de gevolgen moeten worden gemonitord als een burgemeester een pand sluit. 'En op 2 februari heeft de Raad van State geoordeeld dat als een sluiting voor de rechter wordt gebracht, die indringender moet toetsen. Tot nu toe wilden rechters niet te veel tornen aan de autonome bevoegdheid van de burgemeester, maar de Raad van State zegt nu dat als mensenrechten zoals het huisrecht een rol spelen, rechters kritischer moeten zijn.'
Bruijns onderzoek is dus van belang in de praktijk en dat leverde haar de Ben Feringa Impact Award op, die in 2020 door de RUG in het leven werd geroepen om bijzondere prestaties van onderzoekers en studenten op het gebied van kennisbenutting te onderscheiden. 'Het is natuurlijk een enorme erkenning, met name van het belang van de samenwerking tussen wetenschap en praktijk', zegt Bruijn. 'Je kunt wel in je eentje artikelen en een boek gaan schrijven over wat er allemaal niet klopt en hoe het zou moeten, maar impact genereer je natuurlijk op het moment dat je kennis beschikbaar maakt voor mensen uit de praktijk. Dat is via het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid enorm goed tot stand gekomen. Het is heel gaaf om te zien dat mijn kennis heel breed in de samenleving wordt uitgerold en gebruikt.'
CV
Michelle Bruijn (1991) studeerde rechten aan de RUG, waar ze in 2021 ook cum laude promoveerde op haar proefschrift The Alternative War on Drugs. Ze werkt als onderzoeker aan het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid en bij de RUG als universitair docent bij de vakgroep Algemene Rechtswetenschap. Voor het project The Administrative War on Drugs ontving zij de Ben Feringa Impact Award 2022.
Laatst gewijzigd: | 15 juli 2022 12:04 |
Meer nieuws
-
18 november 2024
Groter dan femicide alleen - de rol van gender in geweld
In de media en in de politiek is er steeds meer aandacht voor femicide. Zo is er een wetsvoorstel om psychisch geweld strafbaar te stellen. Martina Althoff, universitair hoofddocent Criminologie, juicht dat toe, maar is tegelijkertijd ook kritisch....
-
09 oktober 2024
Het afnemen van getuigenverklaringen in strafzaken automatiseren met behulp van AI
Kan het afnemen van getuigenverklaringen in strafzaken worden geautomatiseerd met behulp van kunstmatige intelligentie (AI)? De Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Capgemini Nederland en Scotty AI hebben vandaag een letter of intent getekend om...
-
17 september 2024
Auto's zonder bestuurder: wie is er aansprakelijk als het misgaat?
Zelfrijdende auto’s worden de komende jaren mogelijk steeds meer onderdeel van het straatbeeld. Maar wie is er aansprakelijk als het fout gaat?