Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit Rechtsgeleerdheid Actueel Nieuws Nieuwsarchief

Onafhankelijkheid WODC is geschaad

15 januari 2019

Ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid proberen regelmatig om de inhoud van WODC-onderzoek te beïnvloeden. Belangrijke waarborgen in de relatie tussen JenV en het WODC om oneigenlijke beïnvloeding tegen te gaan schieten bovendien tekort. Hierdoor is de onafhankelijkheid van het WODC geschaad en staat - vooral bij politiek gevoelige onderwerpen - de deugdelijkheid van het onderzoek soms onder druk. Er zijn geen aanwijzingen dat opzet, uitvoering of conclusies van WODC-onderzoek op grote schaal zijn aangepast.

Dat blijkt uit het rapport ‘Ongemakkelijk onderzoek: naar een betere balans in de relatie tussen WODC en beleid’ van Onderzoekscommissie WODC II. De commissie deed in opdracht van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid onderzoek naar de relatie tussen het WODC en de beleidsafdelingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

omslag rapport

Onderzoekscommissie WODC II, onder voorzitterschap van Prof. dr. M.L.M. (Marc) Hertogh, maakt als laatste van de drie door minister Grapperhaus ingestelde commissies haar conclusies bekend. Eerder in 2018 kwamen Onderzoekscommissie WODC III (de afhandeling van een klacht van een WODC-medewerker) en Onderzoeksommissie WODC I (over de deugdelijkheid van drie drugsonderzoeken) met hun bevindingen.

Onderzoekscommissie WODC II heeft voor haar onderzoek gebruik gemaakt van meerdere bronnen en onderzoeksmethoden. De commissie heeft een meldpunt ingericht, tientallen gesprekken gevoerd, een enquête gehouden (onder WODC-medewerkers, medewerkers van het ministerie van JenV, externe onderzoekers en leden van begeleidingscommissies) en dossieronderzoek verricht.

Structurele tekortkomingen

Het WODC heeft als kernfunctie het (laten) uitvoeren van onafhankelijk beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek op het brede terrein van Justitie en Veiligheid. Bij dit type onderzoek moet er, volgens de commissie, sprake zijn van een goede balans tussen nabijheid en onafhankelijkheid. Het ministerie van JenV kan als aanvrager van het onderzoek wel meebeslissen over het wat van het onderzoek (de onderzoeksvraag), maar niet over het hoe van het WODC-onderzoek (de uitvoering en de conclusies).

De commissie constateert enkele structurele tekortkomingen in de relatie tussen het WODC en beleidsafdelingen van het ministerie van JenV. Ten eerste zijn beleid en onderzoek te veel met elkaar vervlochten. Ten tweede wordt de onafhankelijkheid van het onderzoek onvoldoende gewaarborgd.

Beïnvloeding

De commissie concludeert op basis van haar onderzoek dat er sprake is van een terugkerend patroon waarin beleidsmedewerkers van het ministerie van JenV proberen om WODC-onderzoek te beïnvloeden. Hierbij moeten onderzoekers in “een spel van duwen en terugduwen” hun inhoudelijke onafhankelijkheid steeds opnieuw bevechten.

Ruim een kwart van de ondervraagde WODC-onderzoekers (en een vergelijkbaar aantal van de externe onderzoekers en leden van begeleidingscommissies) heeft in de afgelopen twee jaar ongewenste invloed van medewerkers van het ministerie van JenV ervaren.

WODC-onderzoekers, hun leidinggevenden, externe onderzoekers en voorzitters en leden van de begeleidingscommissies bieden meestal met succes weerstand tegen pogingen tot oneigenlijke beïnvloeding, maar dat lukt niet altijd.

Het is volgens de commissie aannemelijk dat bij ten minste enkele onderzoeken sprake is van oneigenlijke beïnvloeding van WODC-onderzoek. Hierbij wordt bijvoorbeeld de onderzoeksvraag lopende het onderzoek bijgesteld, de methode van onderzoek gewijzigd, de conclusie aangepast of de publicatie van het onderzoek uitgesteld. Dit risico is vooral aanwezig bij politiek gevoelige onderwerpen.

Er zijn geen aanwijzingen dat opzet, uitvoering of conclusies van WODC-onderzoek op grote schaal zijn aangepast.

Onvoldoende waarborgen

Verschillende belangrijke waarborgen om (pogingen tot) oneigenlijke beïnvloeding tijdig te signaleren en te adresseren schieten volgens de commissie tekort:

  • Het Protocol Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (‘Protocol 2016’) is de basis voor de inhoudelijke onafhankelijkheid van het WODC. Het beschrijft hoe het WODC de taken uitvoert en hoe het samenwerkt met het ministerie van JenV. De commissie constateert dat het ‘Protocol 2016’ onvoldoende concrete normen bevat voor het contact tussen onderzoekers en beleidsambtenaren. Ook constateert de commissie dat het ‘Protocol 2016’ vooral een papieren werkelijkheid is. Het protocol leeft niet en speelt in de dagelijkse praktijk nauwelijks een rol van betekenis.
  • De begeleidingscommissies bewaken de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het WODC-onderzoek. De commissie constateert dat beleidsambtenaren in begeleidingscommissies niet altijd rolvast zijn en soms buiten de begeleidingscommissie om wijzigingsvoorstellen doen of op een gewenste uitkomst sturen – ook nadat de begeleidingscommissie het rapport heeft goedgekeurd.
  • De leiding van het ministerie van JenV en het WODC nemen hun zorgplicht voor een werkomgeving met verantwoorde onderzoekspraktijken onvoldoende serieus. Bovendien ervaren niet alle WODC-medewerkers hun werkomgeving als een veilige werkplek.

Aanbevelingen

Het WODC vervult volgens de commissie een belangrijke rol in onze democratische rechtsstaat. In tijden van nepnieuws, fact-free politics en twijfels over het overheidsbeleid moeten politici, pers en publiek kunnen vertrouwen op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Om ook in een veranderend maatschappelijk en politiek klimaat de onafhankelijkheid en de wetenschappelijke kwaliteit van het WODC te waarborgen doet de commissie vijf aanbevelingen:

1. Versterk juridische borging onafhankelijkheid WODC
De onafhankelijke positie van het WODC moet in een ministeriële regeling worden vastgelegd. In deze regeling past onder meer de waarborg dat de minister of staatssecretaris geen aanwijzingen geeft m.b.t. de te hanteren onderzoeksmethoden of de inhoud van de rapporten. Op termijn zou het WODC kunnen worden gebracht onder de Aanwijzingen voor de Planbureaus en mogelijk kunnen worden omgevormd tot een 'Planbureau voor de Rechtsstaat'.

2. Meer professionele waarborgen voor wetenschappelijke onafhankelijkheid
De commissie adviseert om zowel bij het WODC als bij het ministerie van JenV een Chief Science Officer of een centrale kenniscoördinator aan te stellen, die primair verantwoordelijk is voor het bevorderen en bewaken van de wetenschappelijke onafhankelijkheid.

3. Goed opdrachtgeverschap
Het ministerie van JenV dient de spelregels voor ‘goed opdrachtgeverschap’ bij wetenschappelijk onderzoek te expliciteren en beleidsambtenaren daarin te scholen.

4. Een nieuwe vestigingslocatie
Voor het borgen van de onafhankelijkheid van het WODC is volgens de commissie een nieuwe vestigingslocatie, buiten het ministerie van JenV, noodzakelijk. In samenhang met de andere aanbevelingen draagt de externe huisvesting, los van beleid, bij aan een onafhankelijke positie en uitstraling van het WODC.

5. Monitor het transitieproces
Het verdient aanbeveling om het transitieproces van het WODC kritisch en nauwgezet te laten monitoren door een onafhankelijke adviseur of commissie.

Dit zijn de kernbevindingen van de onderzoekscommissie WODC II, die bestaat uit Prof. dr. M.L.M. (Marc) Hertogh (voorzitter), Dr. Ir. M.M.C.G. (Melanie) Peters, Em. prof. dr. A.N. (André) van der Zande en Prof. dr. G. (Gjalt) de Graaf.

Het volledige rapport is hier beschikbaar.


Dit bericht is geplaatst door de Faculteit Rechtsgeleerdheid.

Laatst gewijzigd:16 april 2021 11:04

Meer nieuws