Juryrapport Scriptieprijs SRG 2009
De Stichting Rechtsgeleerdheid beheert een bescheiden vermogen met het doel "wetenschappelijke activiteiten te bevorderen van en door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid te Groningen". Vorig jaar bestond de Stichting twintig jaar. Bij die gelegenheid werd achterom gekeken. Meteen sprong in het oog dat de Stichting in de eerste twintig jaar van haar bestaan uitsluitend activiteiten had ondersteund van medewerkers van de Faculteit. Op zichzelf niet vreemd want de medewerkers van de Faculteit schrijven vele en belangwekkende proefschriften, handboeken, artikelen en annotaties.
Maar ook studenten dragen tegenwoordig bij aan het wetenschappelijk onderzoek van de Faculteit. Bijvoorbeeld door het onderzoek dat zij doen ten behoeve van hun masterscriptie. Bovendien kent de faculteit een tweejarige masteropleiding tot juridisch onderzoeker en ook binnen die opleiding verrichten deze masterstudenten belangwekkend juridisch onderzoek.
Nu de Stichting de respectabele leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, wil zij ook het juridisch onderzoek door studenten stimuleren. Hoe doe je dat? Door te prijzen! Het goedkeurend oog van de meester maakt het varken vet. Omdat de Stichting is opgericht in 1988 was het duidelijk dat de uit te loven prijs, zou moeten worden uitgedrukt in duizend ronde guldens: tegenwoordig 450 euro.
Voor een goede masterscriptie gelden vijf criteria. Deze vijf criteria heeft de Stichting ontleend aan de uitstekende scriptiecolleges van prof. mr. J.G. Brouwer.
- De scriptie moet gaan over een actuele ontwikkeling in het recht en moet aan die ontwikkeling iets toevoegen (innovatief).
- De scriptie moet een duidelijke probleemstelling kennen, die ook systematisch wordt beantwoord (systematische opzet).
- De schrijver legt uit welke keuzen zijn gemaakt ten aanzien van te onderzoeken rechtsgebieden, rechtsstelsels, rechtsbronnen, methoden van interpretatie en methoden van vergelijking (controleerbaarheid).
- De scriptie is leesbaar: goed verzorgd Nederlands, eenvoudige doch degelijke lay-out en bevat een compleet overzicht van gebruikte literatuur en geraadpleegde bronnen (leesbaarheid).
- Ten slotte heeft de scriptie een overtuigende conclusie (kwaliteit argumentatie).
Er waren nog aanvullende voorwaarden maar die laten wij hier achterwege. Ondanks deze hoge eisen ontving de jury 23 uitstekende masterscripties. Die alle zonder uitzondering meer dan voldoende scoorden op de vijf genoemde criteria. Deze observatie is beslist het vermelden waard!
De jury bestaande uit prof. F.T. Oldenhuis, mr .N.J. Schutte en dr .M. Herweijer heeft alle scripties nauwkeurig gelezen. Dat was een leerzame ervaring. Buitengewoon interessante onderwerpen passeren de revue: medisch-juridische vragen zoals: de toelaatbaarheid van late zwangerschapsafbreking en de gedwongen prikpil voor verstandelijk gehandicapten; maar natuurlijk ook aansprakelijkheidsvragen - zoals de aansprakelijkheid van de scheidsrechter voor een kennelijke dwaling, de vrijwaring van aansprakelijkheid door het gebruik van disclaimers, of de aansprakelijkheid van de producent van asbesthoudende producten. Dit is slechts een greep uit de vele boeiende onderwerpen die masterstudenten het afgelopen studiejaar hebben opgepakt.
Na de eerste schifting kwamen zes scripties op de shortlist. Na de tweede schifting bleven twee scripties over. Daaruit heeft de jury slechts met grote moeite een keuze kunnen maken.
De scriptie die we als eerste noemen, krijgt een eervolle vermelding. Het was de scriptie die op het punt van leesbaarheid het beste uit de bus kwam. De titel van deze scriptie luidt: De wet deskundige in strafzaken en de rechterlijke toetsing van de deskundigheid van de deskundige.
Meteen op de eerste pagina presenteert Sietske van Douwen een spraakmakende casus waarin de door de strafrechter geraadpleegde deskundigen volstrekt met elkaar van mening verschillen.
In het tweede hoofdstuk passeren vele, inmiddels ook uit de media bekende strafzaken de revue, waarin steeds ook de rol van de deskundigen ter discussie blijkt te staan. De wetgever heeft op deze problemen gereageerd door in de 'Wet deskundige strafzaken' een andere procedure voor te schrijven. De vraag die Sietske van Douwen stelt is: Op welke wijze beoordeelt de rechter de deskundigheid van de deskundige en in hoeverre zal het nieuwe wetsvoorstel hierin verbetering brengen?
Het wetsvoorstel wordt geanalyseerd. We lezen hoe de strafrechter in de Verenigde Staten deskundigen inschakelt. Tenslotte worden tien rechters en raadsheren geïnterviewd om hen te vragen wat thans de gangbare praktijk is.
De conclusie is dat de wetgever precies die elementen in de procedure heeft aangepakt die in de huidige praktijk regelmatig misgaan. Dat de inschakeling van deskundigen na de wetswijziging zorgvuldiger zal worden aangepakt, is beslist aannemelijk gemaakt. Een zeer verdienstelijke scriptie dus.
Bij het toekennen van de eerste prijs gaven drie criteria de doorslag: een originele vraagstelling met betrekking tot een actueel rechtsprobleem dat nog onvoldoende in kaart is gebracht; een nader in deelvragen uitgewerkte probleemstelling die systematisch van antwoorden wordt voorzien; en een overtuigende redenering die uitmondt in een genuanceerde conclusie.
Het onderwerp dat Wiebren Smit in zijn masterscriptie aansnijdt, is hoe het onvrijwillige ontslag van een individuele werknemer rechtens tot stand komt. Dat kan via een uitspraak van de kantonrechter of via een beslissing van de directeur van het UWV-werkbedrijf. Een ontwikkeling van de laatste drie jaar is dat de onvrijwillige beëindiging van de arbeidsverhouding geschiedt via een door werkgever en werknemer ondertekende beëindigingovereenkomst.
Op dit moment wordt meer dan de helft van de onvrijwillige ontslagzaken via zo'n overeenkomst beëindigd. Daarmee wordt bespaard op het aantal kantonrechterzaken en op het aantal UWV-werkbedrijf beschikkingen. Maar zitten hier geen risico's aan? De vraag die Wiebren Smit stelt is: In welke gevallen en onder welke voorwaarden is het voor partijen - werkgever en werknemer - mogelijk om tot beëindiging van een arbeidsovereenkomst over te gaan door middel van een beëindigingovereenkomst zonder dat dit zal leiden tot onderlinge geschillen of perikelen met de uitkeringsinstantie? Aan deze vraag zit een privaatrechtelijke kant: is de vrijheid er wel om over onvrijwillig ontslag afspraken te maken. Er zit een "paternalistische" rechtsbeschermingkant aan: moet de werknemer die zich in een afhankelijke positie ten opzichte van de werkgever bevindt, niet extra worden beschermd? En dan is er nog de bestuursrechtelijke kant: als werkgever en werknemer het op een akkoordje gooien, wordt er dan geen deuren open gezet voor misbruik van de fondsen die voor de werkloosheidsuitkeringen zijn geoormerkt.
Aan de hand van een nauwkeurige en omvattende analyse van de jurisprudentie stelt Wiebren vast dat werkgevers en werknemers in deze kwestie over contractsvrijheid beschikken. Vervolgens onderzoekt hij op basis van zowel jurisprudentie als bepalingen van het BW hoe de werkgever zorgvuldig met de belangen en positie van de werknemer dient om te gaan. De overeenkomst is nietig indien beschermde belangen en prudente procedures niet in acht worden genomen.
Om vast te stellen of de uitkeringsinstantie UWV niet wordt benadeeld, pluist Wiebren de gewijzigde werkloosheidswet en recente beleidsregels uit. In beginsel vormt een getekende beëindigingovereenkomst geen beletstel om met succes een WW-uitkering te verwerven.
Natuurlijk zijn er nuances. Wiebren noemt er een aantal. We noemen er hier twee: de werknemer moet ten tijde van het tekenen geen aanspraak kunnen maken op loondoorbetaling bij ziekte. En er mag geen sprake zijn van een vervroeging van de feitelijke aanspraak op de WWuitkering; de gebruikelijk opzegtermijnen moeten in acht genomen worden. De conclusie is helder: "vrij baan voor de beëindigingovereenkomst".
Unaniem was de jury van mening dat de scriptie van Wiebren Smit over de beëindigingovereenkomst uitmunt door originaliteit, systematiek en dwingende argumentatie. De scriptie laat zien dat een masterstudent door systematisch onderzoek een rechtsvraag kan oplossen waarover de doctrine - dus in dit geval de arbeidsjuristen - nog geen consensus hebben weten te bereiken. Voor de bachelors die dit najaar gaan nadenken over op welke wijze zij het onderwerp van hun keuze moeten aanpakken, vormt de scriptie van Wiebren Smit een uitstekend voorbeeld. En een goed voorbeeld, doet goed volgen. Vandaar onze complimenten.
Stichting Rechtsgeleerdheid Groningen
27 oktober 2009, Groningen
Laatst gewijzigd: | 22 januari 2024 09:39 |
Meer nieuws
-
18 november 2024
Groter dan femicide alleen - de rol van gender in geweld
In de media en in de politiek is er steeds meer aandacht voor femicide. Zo is er een wetsvoorstel om psychisch geweld strafbaar te stellen. Martina Althoff, universitair hoofddocent Criminologie, juicht dat toe, maar is tegelijkertijd ook kritisch....
-
09 oktober 2024
Het afnemen van getuigenverklaringen in strafzaken automatiseren met behulp van AI
Kan het afnemen van getuigenverklaringen in strafzaken worden geautomatiseerd met behulp van kunstmatige intelligentie (AI)? De Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Capgemini Nederland en Scotty AI hebben vandaag een letter of intent getekend om...
-
17 september 2024
Auto's zonder bestuurder: wie is er aansprakelijk als het misgaat?
Zelfrijdende auto’s worden de komende jaren mogelijk steeds meer onderdeel van het straatbeeld. Maar wie is er aansprakelijk als het fout gaat?