De fraudebestrijdende faillissementscurator
Promotie: | mr. dr. R.E. (Robin) de Vries |
Wanneer: | 14 november 2024 |
Aanvang: | 16:15 |
Promotor: | prof. mr. M.L. (Loes) Lennarts |
Copromotor: | mr. dr. A. (Arpi) Karapetian |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Rechtsgeleerdheid |
De fraudebestrijdende faillissementscurator
Faillissementsfraude is een groot maatschappelijk probleem dat de samenleving jaarlijks miljarden kost. Volgens de laatst beschikbare cijfers uit 2015 was in bijna een derde van de faillissementen sprake van fraude, met een geschatte schade van € 1,56 miljard. Onderzoek van Robin de Vries toont aan dat de curator (in de huidige vorm) slechts beperkt kan bijdragen aan de bestrijding van faillissementsfraude en dat de pakkans niet (significant) is vergroot. Er is zelfs een risico dat de inschakeling van de curator bij de bestrijding van faillissementsfraude een effectieve afwikkeling van faillissementen ondermijnt en de belangen van de gezamenlijke schuldeisers schaadt.
Met de toekenning van publieke taken en bevoegdheden aan de curator op het terrein van fraudebestrijding lijkt een spanningsveld te zijn ontstaan in het faillissement van rechtspersonen. In dit proefschrift wordt onder meer onderzocht of de fraudebestrijdende taak van de curator is te verenigen met zijn traditionele taak de verhaalsbelangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen en of de curator met de hem toegekende taken en bevoegdheden daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan de bestrijding van faillissementsfraude.
In verband met het laatste wordt in het licht van het strafrechtelijke beginsel dat een verdachte (de bestuurder van de gefailleerde rechtspersoon) niet hoeft mee te werken aan zijn eigen strafrechtelijke veroordeling (ook wel: het recht tegen zelfincriminatie) onderzocht (i) of het de curator in het faillissement is toegestaan informatie (verklaringen of documenten) af te dwingen van de bestuurder onder toepassing van dwangmiddelen, (ii) of de curator deze afgedwongen informatie mag doorspelen naar de opsporings-en vervolgingsinstanties en (iii) of deze afgedwongen informatie kan dienen als bewijs van faillissementsfraude in een strafzaak tegen de verdachte (de bestuurder van de gefailleerde rechtspersoon).
Ook wordt onderzocht of het toekennen van de fraudebestrijdende taak aan de curator het risico in zich bergt dat zowel een effectieve afwikkeling van het faillissement als een effectieve bestrijding van faillissementsfraude wordt ondermijnd omdat bestuurders mogelijk weigeren mee te werken met de curator uit angst voor strafrechtelijke vervolging.