Verantwoording en controle in bestuurlijke samenwerkingsvormen
In de parallelsessie Verantwoording en controle in bestuurlijke samenwerkingsvormen staat de vraag centraal of de structuur van het openbaar bestuur bestand is tegen het doorschuiven van taken en bevoegdheden naar allerlei tussenlagen en/of samenwerkingsverbanden. Door decentralisatie van taken naar gemeenten ontstaan nieuwe samenwerkingsvormen tussen lagere overheden, die niet direct aansluiten bij die structuur die zijn grondslag vindt in de Grondwet en is uitgewerkt in Gemeentewet of Provinciewet. Soms krijgen die samenwerkingsverbanden een uitdrukkelijke grondslag in specifieke wetten of bijv. in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, maar dan blijft de vraag of de vertegenwoordiging van lokale overheden in dergelijke samenwerkingsverbanden wel voldoende adequaat is. Wat komt er terecht van de collectieve besluitvorming die zo kenmerkend lijkt te zijn voor het Nederlandse openbaar bestuur? Zouden die samenwerkingsverbanden niet zelf een directe democratische legitimatie moeten hebben? Komen de voorschriften omtrent publieke verantwoording wel tot hun recht? Zijn er voldoende mogelijkheden tot politieke controle? Of zijn dit vragen die men helemaal niet zou moeten stellen, omdat er nu eenmaal slagvaardiger moet worden bestuurd?
Laatst gewijzigd: | 28 mei 2019 16:36 |