Hoeveel voedingstoffen onttrekt grootschalige zeewierteelt aan de Noordzee?
Zeewierteelt op de Noordzee staat volop in de belangstelling bij beleidsmakers, de agrarische en energiesector omdat zeewier duurzame alternatieven biedt voor de productie van voedsel, diervoeder en energie. Er zijn plannen voor grootschalige zeewierteelt op de Noordzee die 14.000 km2 beslaat, dat wil zeggen ter grootte van een derde van het landoppervlak van Nederland, of een kwart van het Nederlandse deel van de Noordzee (NCP). Belangrijke vragen van onder andere zeewierboeren en ecologen zijn hoeveel voedingsstoffen dergelijke grote oppervlaktes zeewier gebruiken om optimaal te groeien, en wat dat betekent voor het omringende zeeleven dat afhankelijk is van diezelfde voedingstoffen. Zeewieronderzoeker Alexander Lubsch van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) heeft de opname van voedingstoffen door zeewier voor het eerst exact in kaart gebracht en promoveert hier op aan de RUG, op vrijdag 24 mei.
Net als in de landbouw, zijn fosfaat en stikstof belangrijke voedingstoffen voor planten in zee, zoals zeewier en algen. De stoffen zijn daarmee dus indirect, als voedsel, ook belangrijk voor plankton en andere dieren in de voedselketen zoals schelp- en schaaldieren, zeezoogdieren, vissen en vogels. De hoeveelheden fosfaat en stikstof die aanwezig zijn in de Noordzee verschillen per locatie en per seizoen. Toekomstige zeewierboeren willen dan ook precies weten welke omstandigheden nodig zijn om goede zeewieroogsten op te leveren. Ecologen, natuurbeschermers, vissers en beleidsmakers willen op hun beurt weten hoeveel voedingsstoffen grootschalige zeewierteelt onttrekt of toevoegt en wat dat voor gevolgen heeft voor lokale ecosystemen en de rollen die zij spelen (ecosysteemdiensten) zoals kraamkamers of schuilplaatsen voor jonge vis.
Zuinige zeewiersoorten en grootverbruikers
Alexander Lubsch heeft de opnamesnelheden van in zeewater opgelost fosfaat en stikstof heel precies bepaald voor vier zeewiersoorten die veel in de Noordzee voorkomen: Zeesla (Ulva lactuca), Suikerwier (Saccharina latissima), Vingerwier (Laminaria digitata) en het roodwier Palmaria palmata. Wat blijkt? De vier zeewiersoorten nemen fosfaat en stikstof met verschillende snelheden op en verhogen hun opname als ze tekort aan fosfaat en stikstof hebben. Deze opnameverschillen hebben verschillende fysiologische gevolgen, van groeisnelheid en biomassaopbrengst tot de interne samenstelling van de wieren, bijvoorbeeld meer of minder eiwitten en suikers. Sommige soorten, zoals suikerwier, zijn erg goed bestand tegen een tekort aan fosfaat of stikstof, terwijl andere, zoals zeesla, juist heel snel, heel veel fosfaat en stikstof op kunnen nemen.
Laatst gewijzigd: | 11 mei 2020 16:24 |
Meer nieuws
-
16 december 2024
Jouke de Vries: ‘De universiteit zal wendbaar moeten zijn’
Aan het einde van 2024 blikt collegevoorzitter Jouke de Vries terug op het afgelopen jaar. Daarbij gaat hij in op zijn persoonlijke hoogte- en dieptepunten en kijkt hij vooruit naar de toekomst van de universiteit in financieel moeilijke tijden.
-
10 juni 2024
Om een wolkenkrabber heen zwermen
In Makers van de RUG belichten we elke twee weken een onderzoeker die iets concreets heeft ontwikkeld: van zelfgemaakte meetapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek tot kleine of grote producten die ons dagelijks leven kunnen veranderen. Zo...