Waar blijft de regio in de nationale politiek?
In haar tussenrapportage van juni 2018 stelde de Commissie-Remkes veelbelovend dat “de regionale component in het landelijke kiesstelsel beter tot uiting moet komen”. Er is namelijk een reëel probleem met de herkenbaarheid en vertegenwoordiging van regionale belangen in de nationale politiek. Toch bevat het eindrapport van de commissie slechts magere aanbevelingen op dit punt. Een gemiste kans, stellen Caspar van den Berg en Bram van Vulpen.
Als bijverschijnsel van globalisering zijn de verschillen tussen regio’s in bijna alle westerse landen toegenomen. De economische verschillen tussen centrum en periferie zijn vergroot, maar ook de ‘leefwerelden’ zijn meer uit elkaar komen te lopen: in de centrale regio’s is de dominante cultuur grosso modo meer individueel-progressief, in de perifere regio’s is de dominante cultuur meer traditioneel- en nationaal-georiënteerd. De politieke gevolgen daarvan werden o.a. zichtbaar in de uitkomst van het Brexit-referendum, de verkiezing van Trump en de recente verkiezingsuitkomsten in Duitsland, Frankrijk en Italië. In al deze landen verklaarde de culturele en economische structuur van de regio voor een aanzienlijk deel het stemgedrag. In de politieke geografie wordt dan ook gesproken van “de wraak van de plekken die er niet meer toe doen.”
Hoe zit dat in Nederland? Tot aan het midden van de 19e eeuw was het Nederlandse openbaar bestuur vooral een bestuur van gewesten en leek de nationale politiek het meest op een regionale standenvergadering. De eenheidsstaat en de harmonisering van het binnenlands bestuur naar idee van Thorbecke, verminderden de betekenis van de regio als politieke gemeenschap sterk. Regionale vertegenwoordiging in Den Haag verliep eerst nog via het districtenkiesstelsel, maar dat verdween met de invoering van evenredige vertegenwoordiging in 1917.
De fysieke afstanden en economische verschillen in Nederland zijn kleiner dan in de VS en in de grotere Europese landen. Toch zien we ook hier dat regionale identiteiten sterker worden, en dat de culturele en politieke dominantie van de Randstad tot weerstand in de gebieden daarbuiten leidt. Denk aan de blokkeerfriezen, de Groninger gasdiscussie en de opmerkelijke geografische verschillen in de uitkomst van het WIV-referendum. Enerzijds kijken veel mensen in deze regio’s afwijzend naar de Randstedelijke culturele conflicten over o.a. Zwarte Piet, het VOC-verleden en genderneutraliteit. Anderzijds voelen velen zich aan hun lot overgelaten: de Randstad kijkt weg terwijl basisscholen sluiten en er wordt gestreden om het behoud van ziekenhuizen en rechtbanken.
Zo gelooft slechts 14% van de Friese bevolking de Nederlandse regering weet wat er in hun provincie speelt, zo bleek onlangs uit onderzoek van het Fries Sociaal Planbureau. Ook geeft CBS-onderzoek aan dat het vertrouwen in de Tweede Kamer het laagst is in de regio’s aan de randen van het land. Kamerlid Pieter Omtzigt waarschuwde daarom niet ten onrechte onlangs voor het ontstaan van een soort “fly-over country, rijp voor populistische sentimenten”.
In dit licht is het te betreuren dat de Commissie-Remkes in haar eindrapport niet méér heeft gedaan met de zorg die zij zelf in haar tussenrapportage agendeerde. De aanbeveling op dit punt is namelijk verdekt in de algemenere aanbeveling om de persoonlijke component in het kiesstelsel te versterken. Dit houdt in dat het voor kiezers mogelijk zou moeten worden om ofwel hun stem uit te brengen op een politieke partij (zonder daarbij nog voor een bepaald persoon te kiezen), ofwel om de stem uit te brengen op een persoon (die ook verbonden is aan een bepaalde partij). Zo kan de kiezer zijn stem uitbrengen op een kandidaat uit zijn eigen regio. Dit lijkt een verbetering, maar ook onder het huidige systeem kan men een voorkeursstem uitbrengen op een specifieke kandidaat, bijvoorbeeld omdat hij of zij uit de eigen regio komt. Een daadwerkelijke regionale component wordt met de aanbevelingen van de commissie-Remkes dus niet gecreëerd, en dat is een gemiste kans nu de meerwaarde daarvan voor de stabiliteit en legitimiteit van het landsbestuur juist toeneemt.
Prof. dr. Caspar van den Berg en Bram van Vulpen MA zijn hoogleraar respectievelijk promovendus aan de leerstoel Global and Local Governance van de Rijksuniversiteit Groningen, Campus Fryslân.
Laatst gewijzigd: | 12 maart 2020 21:24 |
Meer nieuws
-
16 december 2024
Jouke de Vries: ‘De universiteit zal wendbaar moeten zijn’
Aan het einde van 2024 blikt collegevoorzitter Jouke de Vries terug op het afgelopen jaar. Daarbij gaat hij in op zijn persoonlijke hoogte- en dieptepunten en kijkt hij vooruit naar de toekomst van de universiteit in financieel moeilijke tijden.
-
10 juni 2024
Om een wolkenkrabber heen zwermen
In Makers van de RUG belichten we elke twee weken een onderzoeker die iets concreets heeft ontwikkeld: van zelfgemaakte meetapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek tot kleine of grote producten die ons dagelijks leven kunnen veranderen. Zo...