Minder antibiotica nodig bij kinderen met kanker
Kinderen met kanker worden vaak behandeld met chemotherapie waardoor hun afweer tegen infecties vermindert. Als ze tijdens zo’n behandeling koorts krijgen, kan dit duiden op een bacteriële infectie. Het kind wordt dan standaard opgenomen in het ziekenhuis en behandeld met antibiotica. Bij een flink deel van deze kinderen blijkt achteraf dat zij geen infectie hadden. Een nieuw risicomodel om bij deze kinderen met kanker overbodig antibioticagebruik terug te dringen, is onderzocht door Karin Miedema. Zij is UMCG-onderzoeker en kinderarts in opleiding, en promoveert op 26 november 2012 aan de Rijksuniversiteit Groningen op de resultaten van haar onderzoek.
Kinderen met kanker die met chemotherapie worden behandeld, kunnen om uiteenlopende redenen koorts ontwikkelen. Slechts in 20 tot 30% van de gevallen is sprake van een bacteriële infectie. Omdat dergelijke infecties zeer ernstig kunnen verlopen, zijn antibiotica nodig. Andere oorzaken van koorts kunnen zijn een virus infectie, een reactie op de chemotherapie of een bloedtransfusie, of aantasting van het darmslijmvlies. Bij deze oorzaken zijn antibiotica overbodig.
Interleukine-8
Kinderen die met chemotherapie worden behandeld en koorts ontwikkelen, moeten zich zo snel mogelijk melden in het ziekenhuis omdat het bij een bacteriële infectie belangrijk is om direct antibiotica te geven. Zo’n infectie is vast te stellen aan de hand de hoeveelheid Interleukine-8 in het bloed, omdat deze stof in reactie op een bacteriële infectie snel wordt aangemaakt door veel cellen. Het nieuwe risicomodel dat Miedema onderzocht, houdt in dat direct na binnenkomst in het ziekenhuis de hoeveelheid IL-8 in het bloed wordt gemeten. De uitslag hiervan, in combinatie met andere ziekteverschijnselen, bepaalt de kans op een bacteriële infectie en dus of het kind wel of niet antibiotica moet krijgen.
Risicomodel
Miedema onderzocht het risicomodel bij kinderen met kanker die in het UMCG, VUMC, Erasmus MC, LUMC, AMC en de Isala Klinieken werden behandeld. Ruim 40% van de kinderen had voordeel bij toepassing van het risicomodel doordat zij korter in het ziekenhuis waren en minder, of zelfs geen antibiotica kregen.
Implementatie
“Het risicomodel is veilig en klaar voor implementatie in Nederland,” aldus Miedema. “Wij zijn nu bezig om het met de kinderoncologen te bespreken.” Implementatie van deze werkwijze zorgt ervoor dat kinderen met kanker minder onnodig behandeld worden, minder in het ziekenhuis verblijven, meer thuis kunnen zijn en al met al een betere kwaliteit van leven hebben. Daarmee is het model kostenbesparend en draagt het bij aan het terugdringen van antibioticaresistentie.
Curriculum Vitae
Karin Miedema (Leeuwarden, 1983) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar onderzoek bij de afdeling Kinderoncologie/-hematologie van het Beatrix Kinderziekenhuis van het UMCG. Miedema start in 2013 aan de opleiding Kindergeneeskunde in het UMCG. De titel van haar proefschrift is “Infections in pediatric cancer patients – cause and consequence.”
Noot voor de pers
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persvoorlichters van het UMCG, bereikbaar op telefoonnummer 050-361 22 00
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 01:50 |
Meer nieuws
-
27 augustus 2024
UMCG gaat onderzoeksfaciliteiten beschikbaar stellen voor geneesmiddelenontwikkeling
Om de beschikbaarheid en effectiviteit van geneesmiddelen in Nederland te verbeteren gaat het UMCG het bedrijf G² Solutions opzetten. Dit bedrijf moet ervoor gaan zorgen dat belangrijke technologische ontwikkelingen op het gebied van DNA sequencing...
-
17 juli 2024
Veni-beurzen voor tien onderzoekers
Aan tien onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en het UMCG is een Veni-beurs van maximaal 320.000 euro toegekend. De Veni-beurzen worden jaarlijks toegekend door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO) en zijn...
-
16 juli 2024
Geneeskunde nog altijd gestoeld op de man
Aranka Ballering onderzocht het ziektetraject dat mensen met veelvoorkomende klachten afleggen. Een van de opvallendste uitkomsten: vrouwen doorlopen gemiddeld een ander en minder uitgebreid traject dan mannen.