Toevoegen vetzuren aan flesvoeding leidt op 9-jarige leeftijd tot achterstand
Het toevoegen van Omega-3 en Omega-6 vetzuren in flesvoeding aan baby's zorgt ervoor dat deze zich in de eerste maanden na de geboorte beter ontwikkelen. Maar op 9-jarige leeftijd blijken de kinderen juist een iets slechtere hersenfunctie te hebben dan kinderen die niet deze toegevoegde vetzuren in de flesvoeding hebben gehad. Ze kunnen iets slechter plannen en organiseren en hebben minder parate woorden en kennis. Dit blijkt uit onderzoek naar de langetermijneffecten van deze toevoegingen van Mijna Hadders-Algra, hoogleraar Ontwikkelingsneurologie in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zij en haar onderzoeksgroep publiceren deze week over dit onderzoek in het wetenschappelijk magazine Developmental Medicine & Child Neurology.
Al geruime tijd is bekend dat kinderen die borstvoeding hebben gehad een iets hoger IQ hebben dan kinderen die flesvoeding kregen. ‘Breast is best’, ook deze studie van Hadders bevestigt dit. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat moeders die borstvoeding geven meer opleiding hebben genoten dan moeders die direct kiezen voor de fles. Maar ook de samenstelling van de melk kan dit verschil veroorzaken. Moedermelk bevat omega-3 vetzuren ('visolie'), terwijl dat soort vetzuren in de standaard flessenmelk ontbreken. Hadders: “Diverse onderzoeken toonden aan dat het toevoegen van omega-3 vetzuren aan flesvoeding er voor zorgt dat baby's zich in de eerste maanden na de geboorte iets beter ontwikkelen. Wij wilden weten of dat betere resultaat er ook op schoolleeftijd nog is.”
Opzet onderzoek
Hadders en collega’s gingen daarom na of het toevoegen van omega-3 en omega-6 vetzuren aan de flessenvoeding van gezonde op tijd geboren baby's effect heeft op het functioneren van het brein op 9-jarige leeftijd. Zij onderzochten daartoe 123 kinderen die flessenvoeding zonder vetzuren kregen, 91 kinderen die wel vetzuren in de melk dronken en 127 kinderen die borstvoeding hadden. In deze studie is onderscheid gemaakt tussen rokende en niet rokende moeders tijdens de zwangerschap.
Effect toegevoegde vetzuren
De kinderen die toegevoegde vetzuren in de flessenvoeding hebben gehad scoren bij plannen en organiseren iets slechter. Verder was het effect van de vetzuren afhankelijk van de vraag of de moeder rookte tijdens de zwangerschap. Het is bekend dat roken tijdens de zwangerschap een duidelijk negatief effect heeft op het IQ van kinderen. Dat werd ook in dit onderzoek gevonden. De meeste moeders roken gelukkig niet tijdens de zwangerschap. De kinderen van tijdens de zwangerschap rokende moeders die flesvoeding met vetzuren hebben gehad, hebben niet alleen meer moeite met plannen en organiseren, maar hebben ook wat meer moeite met leren en geheugen en een lager verbaal IQ. Dat laatste wil zeggen dat ze een wat geringere paraatheid van kennis en woorden hebben. Bij de kleine groep van kinderen van moeders die wel rookte tijdens de zwangerschap ‘repareren’ de omega 3 en 6 vetzuren de door het roken veroorzaakte daling in het IQ.
Noot voor de pers
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persvoorlichters van het UMCG, bereikbaar op telefoonnummer (050) 361 22 00
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 01:52 |
Meer nieuws
-
27 augustus 2024
UMCG gaat onderzoeksfaciliteiten beschikbaar stellen voor geneesmiddelenontwikkeling
Om de beschikbaarheid en effectiviteit van geneesmiddelen in Nederland te verbeteren gaat het UMCG het bedrijf G² Solutions opzetten. Dit bedrijf moet ervoor gaan zorgen dat belangrijke technologische ontwikkelingen op het gebied van DNA sequencing...
-
17 juli 2024
Veni-beurzen voor tien onderzoekers
Aan tien onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en het UMCG is een Veni-beurs van maximaal 320.000 euro toegekend. De Veni-beurzen worden jaarlijks toegekend door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO) en zijn...
-
16 juli 2024
Geneeskunde nog altijd gestoeld op de man
Aranka Ballering onderzocht het ziektetraject dat mensen met veelvoorkomende klachten afleggen. Een van de opvallendste uitkomsten: vrouwen doorlopen gemiddeld een ander en minder uitgebreid traject dan mannen.