Fossiel van een prehistorische zeekrokodil
Het is zo’n 150 miljoen jaar geleden dat zeekrokodillen als deze – de metriorhynchus - rondzwommen in de Europese wateren. Ze waren vele malen beter aangepast aan het leven in het water dan de krokodillen van tegenwoordig. Hun poten verschilden maar weinig van vinnen, hun neus was langer en smaller en ze hadden bovendien een staartvin die hen wendbaar maakte in het water. Bovendien hadden ze zoutklieren, een orgaantje dat zout filtert uit het bloed, zodat ze zeewater konden drinken of andere zeedieren eten. Dat waren meestal vissen, maar ze hingen ook graag rond in de buurt van de grotere plesiosaurus om delen van diens prooi te stelen.
Dit fossiel is afkomstig van paleontoloog en fossielenhandelaar Bernhard Stürz uit Bonn. Op het gebied van paleontologie was hij een autodidact, maar hij wist een enorme kennis te vergaren. Hij publiceerde veel over zijn vondsten en kreeg verschillende soorten naar zich vernoemd. Zo is er de zeelelie Taxocrinus stuertzi en de zeester Stuertzura. Stürz werd in 1919 eredoctor van de universiteit van Bonn.
Deze zeekrokodil werd niet in één geheel aangetroffen, maar is samengesteld uit delen die werden gevonden in Rusland, in de Engelse Oxford Clay Formation en bij Peterborough. Dat was niet ongewoon voor die tijd. Hij werd rond 1900 aangeschaft door de Groningse universiteit.Laatst gewijzigd: | 13 augustus 2021 15:34 |