Skip to ContentSkip to Navigation
Universiteitsbibliotheek
Universiteitsbibliotheek Gauronica

Niet ontzet, maar ingenomen: de Reductie van Groningen (1594)

door Chris Zeeman

In 2022 viert Groningen 350 jaar ‘Bommen Berend’. Naast de gebruikelijke jaarlijkse festiviteiten op 28 augustus wordt dit jubileumjaar opgeluisterd door enkele tentoonstellingen en symposia gewijd aan de gebeurtenissen van ‘Rampjaar’ 1672. Van de vroegmoderne dank- en bededagen tot aan de hedendaagse vuurwerkshow, het Ontzet van Groningen heeft altijd op veel publieke belangstelling kunnen rekenen. Dit geldt niet voor de verjaring van de Reductie van Groningen. Net als in voorgaande jaren is ook dit jaar de verjaardag van de Reductie op 24 juli weer geruisloos voorbijgegaan. En dat terwijl in het verleden vele opeenvolgende stadsbesturen zich hebben ingezet om de Reductie tot een succesvolle viering te maken. Een voorbeeld hiervan zijn de zogeheten ‘jubeljaars-predicatiën’, waarin eens per vijftig jaar de oudste predikant van de publieke Hervormde Kerk in Groningen stilstond bij de historische en religieuze betekenis van de Reductie. De afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek bezit meerdere van deze predicatiën. Wellicht kan een analyse hiervan antwoord geven op de vraag waarom de Reductie, in tegenstelling tot het Ontzet, nooit een populaire lokale feestdag is geworden.

De naam ‘Reductie’ verwijst naar de inname van de stad door de troepen van stadhouder Maurits tijdens de Nederlandse Opstand (1568–1648). De stad Groningen had zich aanvankelijk aangesloten bij de Unie van Utrecht, maar was onder graaf Rennenberg in 1580 overgegaan naar Spaanse, katholieke zijde. Na het succesvolle beleg door Maurits in juli 1594 werd de stad weer ‘teruggebracht’ in de schoot van de hervormde Unie en stond 24 juli voortaan bekend als de dag van de Reductie van Groningen. Predikant Johannes Martinus hield op 24 juli 1644 de eerste jubelpredicatie. In zijn rede beschrijft Martinus de inname van vijftig jaar eerder als ‘de genade des opgaenden lichts’, een hoopgevend moment na een lange periode van ‘duysternis’ onder katholiek leiderschap. ‘t Licht in de Duysternisse der Stadt Groningen is geenszins een politieke verhandeling over de sociale, politieke of maatschappelijke gevolgen van de inname van Groningen, maar een vrijwel uitsluitend theologische redevoering. Dat lijkt gezien de professie van de auteur niet verwonderlijk, maar Martinus’ ambtsopvolgers kozen duidelijk voor een andere invalshoek.

UBG uklu EN 'DE 3
Titelpagina van Martinus' jubelpredicatie (UBG uklu EN 'DE 3)

Martinus’ schoonzoon Abrahamus Trommius, met name bekend als auteur van Nederlandse Concordantie van de Bijbel , was in 1694 verantwoordelijk voor de tweede jubelpredicatie. Trommius nam de religieuze consequenties van de Reductie over van Martinus, maar plaatste de gebeurtenis tegelijk ook in een nationaal-politieke context. De openingszin is een onverholen weergave van Trommius’ opvatting over de verhouding tussen de staat en het protestantse geloof: ‘Gelijkerwijs religie ende Vryheyt twee dierbare ende onweerdeerlicke panden zijn van een Staet (...)’, aldus de schrijver. Hij vervolgt, ‘ende dat is ook in de voorleden eeuwe de gront-reden geweest, waerom dese onse Stadt door den Geunieerden Staet (...) weder onder de Unie [is] gebracht, om namelyk ook hier Religie ende Vryheit te planten.’ Wie in de term ‘vrijheid’ een vroege vorm van vrijheid van religie leest, komt overigens bedrogen uit: Jaren van katholieke dwingelandij werden zonder pardon ingeruild voor een protestants monopolie op de openbare ruimte. In deze zeer beperkende uitleg van vrijheid kregen enkel de hervormden het recht om publiekelijk hun geloof uit te oefenen. Waar Martinus nog impliciet de voorspoed van Groningen verbond aan diens hervormde karakter, laat Trommius geen misverstand bestaan over de noodzaak van een dominante protestantse publieke kerk in de Republiek. De nieuwe machthebbers waren niet van plan de Roomsen de andere wang toe te keren.

Trommius’ opvolgers hielden dit narratief over de staat en de publieke Hervormde Kerk in stand. Volgens Cornelius van Velzen vormden ‘de verlossing dezer Stadt uit de handen der Paapse Spanjaarden en de invoering van den Hervormden Godtsdienst’ de belangrijkste elementen van de Reductie, zo schreef deze predikant in 1744 in zijn herdenkingsrede. Ook voorganger Melchior Corstius uitte zijn vreugde over de ‘wederbrenging dezer Stad’, een voorval onlosmakelijk verbonden met de ‘geschiedenis van de Hervorming’. Keer op keer benadrukten de predikanten het hervormd-christelijke karakter van de herdenking. Sterker nog, de Reductie leek enkel herdacht te worden om de religieuze consequenties voor Stad en Ommelanden—in tegenstelling tot de redevoeringen gehouden ter gelegenheid van Groningens Ontzet. Hoewel laatstgenoemden ook doorspekt waren met christelijke taal en thematiek, kenden ze daarnaast veel wereldlijke (zij het allegorische) verwijzingen naar bijvoorbeeld stedelijke vrijheid, eendracht en moed. Herdenkingen van de Reductie ontbeerden zulke allegorieën.

Wellicht is deze nadruk op het hervormde karakter van de Reductie de reden dat van een openbare viering vanaf de negentiende eeuw weinig meer terecht kwam. De godsdienstige pluriformiteit van de Groningers kan daarmee te maken hebben gehad. Uit de volkstelling van 1899 bleek dat circa 60% van de stadse bevolking lid was van de Hervormde Kerk, terwijl 15% zich als katholiek identificeerde. De rest behoorde tot een van de vele andere religieuze denominaties of was irreligieus. In een dergelijke confessioneel gemêleerde samenleving ligt het voor de hand dat een herdenking met een minder sterk hervormd karakter, zoals Groningens Ontzet, op meer interesse kon rekenen dan een confessioneel georiënteerd feest als de Reductie. Bovendien leende de geschiedenis van het Ontzet, gekenschetst door een moedige burgerbevolking die zich kranig weert tegen een agressieve vijand, zich uitstekend voor boeiend proza en ontroerende toneelstukken. De Reductie was daarentegen feitelijk niet meer dan het hardhandige herstel door Nederlandse troepen van een Groningse dwaling richting het katholicisme. Tot slot was het Ontzet niet de laatste keer dat Groningen zich, direct of indirect, bedreigd zag door vijandige legers. Van de Nederlands-Engelse oorlogen, via Napoleon en de Tweede Wereldoorlog tot aan de Russische inval in Oekraïne—het Ontzet leent zich keer op keer uitstekend voor een eigentijdse politieke boodschap van vrijheid en heeft daardoor nooit ingeboet aan actualiteitswaarde. Een soortgelijke interpretatie van de Reductie ligt minder voor de hand. Van een politieke afscheiding van Groningen die noopte tot hereniging met de Republiek, of later het Koninkrijk, is immers geen sprake geweest. Met het verlies aan maatschappelijke relevantie verloor de Reductie na de negentiende eeuw ook de inzet en financiële steun van het stadsbestuur. Tegenwoordig bevindt de Reductie zich slechts in de marges van Groningens historisch bewustzijn.

Laatst gewijzigd:18 augustus 2022 12:19
View this page in: English