Kluizenaars
In deze tijden van crisis is bijna iedereen een kluizenaar geworden. Maar wij zijn in de geschiedenis niet de enigen die de deur niet uit gaan. De belangrijkste kluizenaar van de Nederlandse kunstgeschiedenis is Simon de Pilaarheilige, vanwege het schilderij van Carel Willink (zie afbeelding). Deze Simon leefde als kluizenaar in de woestijn zo rond het jaar 500. Helemaal alleen was hij echter niet. Bewonderaars kwamen hem in groten getale opzoeken, om raad en steun te vragen. Het werd hem zodoende te druk. Daarom installeerde hij zich op een pilaar met een klein platform. Om aan het gedrang van de groeiende stroom pelgrims te ontkomen, werd de pilaar meerdere malen vervangen door een hoger exemplaar, om uiteindelijk 12 à 18 meter hoog te worden. Over hoe het toeging met persoonlijke hygiëne en stoelgang kunnen we alleen gissen. Punt is wel dat hij wereldberoemd werd en zelfs keizers langskwamen om raad te vragen.
Op het Groningerland leefden in de Middeleeuwen velen zoals Simon. Ze heten kluizenaar als ze zich uit de samenleving hadden teruggetrokken en recluse als zij midden in stad of dorp woonden in een kluis die aangebouwd was tegen een kerk. Abt Emo van Wittewierum noemt de laatsten ‘inclusi’, die er in Groningen ‘in grote getale te vinden waren’. Zo kende de stad een vrouw die aan de Martinikerk was ingemetseld. Dat weten we dankzij een verslag van een tijdgenoot van Emo, de monnik Caesarius van Heisterbach die vanuit zijn klooster aan de Rijn bij Koblenz naar onze streken kwam om de boel te inspecteren in het jaar 1220. Dat is precies 800 jaar geleden en onder meer de Martinikerk, het klooster Yesse en de UB zouden daar met een grote expositie aandacht aan besteden. Covid-19 gooit roet in het eten. Maar dit terzijde.
Kluizenares
Als vrouw had je in de Middeleeuwen geen toegang tot een kerkelijke functie en de mannen die dat wel hadden, waren in felle concurrentie om de macht in de hiërarchie gewikkeld. Bovenaan stond de paus. Kluizenares bij een belangrijke kerk zijn, was daarom aantrekkelijk voor vrouwen met ambitie. En het klinkt wel heel eng, zo’n ingemetselde vrouw, maar zij genoot aanzien en had een belangrijke rol. In de Middeleeuwen had iedere kerk van enig belang er wel een. Mensen kwamen bij haar langs voor een praatje en om hun zorgen te bespreken. Als je ’s nachts niet slapen kon, dan ging je langs de kluis, want ze wist zeker dat je een luisterend oor vond (zie afbeelding). Caesarius vertelt ook over een koopman die het beroemde relikwie van Johannes de Doper uit de Martinikerk, waarnaar de St. Jansstraat en de St. Jansbrug nog zijn vernoemd, in bezit had gekregen. Hij leverde het relikwie, de onderarm van Johannes, schielijk in bij de kluizenares. Die was immers te vertrouwen en zou hem niet straffen of verraden zoals de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders wellicht zouden doen. En de straffen waren in de Middeleeuwen, zoals wij weten, niet mals.
Stitswerd
Het fraaie dorp Stitswerd is ook nu een oase van rust. Dat was het helemaal in de tijd dat de Kluizenaar van Stitswerd er zijn eigen kluis had, ware het niet dat hij nogal tekeer kon gaan (zie afbeelding). Nu had hij wel een punt. De bisschop van Bremen had een kruistocht uitgeroepen tegen de Stedingers, Friese boeren aan de Weser, die een eigen republiek hadden uitgeroepen en geen belasting aan de kerk betaalden. De bisschop vond dat ze uitgemoord moesten worden en dat de bewoners van Appingedam daaraan mee moesten doen. Die weigerden natuurlijk, waarop ze prompt werden geëxcommuniceerd en dat betekende dat je je zielenheil vergooide. Niet best dus. Ze werden alleen weer in genade aangenomen als ze boete deden. Gefolterd en al moesten ze naakt in een kerkdienst in Appingedam verschijnen om in het openbaar boete te doen. Het lijkt ‘Game of Thrones’ wel. De kluizenaar van Stitswerd vond het belachelijk en verkondigde dat luidkeels. Hierop moest hij het ontgelden. Hij werd uit zijn kluis gehaald en door een gewapende groep Groningers naar de stad afgevoerd. Hier werd hij gedwongen te bekennen dat hij vele godslasterlijke uitspraken gedaan had en wist hij maar ternauwernood aan de brandstapel te ontkomen. Daarna sleet de kluizenaar de rest van zijn dagen in Rottum in een onderaards hol en mocht hij geen contact meer hebben met de buitenwereld.
Broeder Hugo
In Groningen hebben we één man die al ver voor de Coronacrisis als kluizenaar leefde. Broeder Hugo is nu al 18 jaar kluizenaar in Warfhuizen (zie afbeelding). Maar zoals hij zelf zegt: “Ik ben naast een beetje apart ook vooral heel gewoon. Mensen denken dat kluizenaars graatmager in een grot zitten met een schedel waar een kaars op vast gesmolten is. Terwijl we in werkelijkheid meestal op bedevaartkerkjes passen en dus vooral bezig zijn met stofzuigen en dweilen.” Broeder Hugo begint elke dag om 03.45 uur met een twee uur durend ochtendgebed. Hij vindt dat de mooiste tijd van de dag, want dan is het rustig en stil. Net als Simon de Pilaarheilige heeft hij namelijk veel aanloop. Naar eigen zeggen soms busladingen vol Belgen tegelijk. Hugo houdt ook een leesbaar blog bij, te vinden onder de naam: Geruis uit de kluis.
Kluis
De UB Groningen heeft ook een kluis. In deze tijden van lockdown zit hij goed op slot. En veilig achter de dikke deuren ligt het manuscript van de Kroniek van Emo, de Cronica Floridi Horti, waarin onder andere de geschiedenis van de reclusen, de Stedingers en de kluizenaar van Stitswerd.
Laatst gewijzigd: | 08 mei 2020 10:58 |