‘Ik voelde meteen een klik met de logopedie’
Pia Oevering, 26 jaar, volgde de bachelor Nederlandse Taal en Cultuur en werkt nu als logopedist voor een logopedische praktijk. ‘Inhoudelijk sluit de studie Nederlands goed aan op wat je als logopedist moet weten.’
Door: Douwe Wilts
Als kind kreeg ik geregeld logopedie. Ik had moeite met articuleren en ik kon geen goede zinnen vormen. Toen ik jaren later Nederlands studeerde, begreep ik ineens de achtergrond van wat ik in de praktijk bij logopedie heb geleerd. Pia Oevering studeerde net als ik Nederlands en is logopedist geworden. Ik ben benieuwd naar hoe zij terugkijkt op haar studie, naar de verbanden die zij ziet tussen haar studie en haar werk en naar hoe zij haar werk als logopedist vormgeeft.
Waarom ben je Nederlands gaan studeren?
‘Vroeger wilde ik altijd juf of dokter worden. Van biologie en scheikunde begreep ik helemaal niets op de middelbare school, dus die droom om dokter te worden vervloog al snel. Talen vond ik echter magisch. Ik vond het bij het lezen heerlijk om mij helemaal te verliezen in een personage. Veel van mijn docenten zeiden: “Misschien kun je Nederlands gaan studeren.” Ik heb mij aangemeld voor een open dag en dat vond ik zo ontzettend interessant dat ik besloot om de bachelor Nederlandse Taal en Cultuur te volgen.’
Na de bachelor Nederlandse Taal en Cultuur volgde je gelijktijdig de master Neurolinguïstiek en een opleiding tot logopedist. Hoe ben je op het idee gekomen om logopedist te worden?
‘Tijdens de bachelor vroeg ik mij af: wat wil ik doen met deze kennis? Ik zag mijzelf niet voor de klas staan; ik voelde mij er namelijk ongemakkelijk bij om grote groepen mensen toe te spreken. Destijds werkte ik bij een huiswerkinstituut en ik vond het wel heel leuk om leerlingen een op een te begeleiden. Mijn baas zei toen: “Waarom word jij geen logopedist?” Ik ben mij in de logopedie gaan verdiepen en ik voelde meteen een klik met het vak.’
Tegenwoordig werk je bij een logopedische praktijk. Hoe ziet jullie organisatie eruit?
‘Het is een samenwerkingsverband van logopedische praktijken in het hele land. Iedereen die taalproblemen ervaart, kan zich bij ons aanmelden. Dat varieert van ouders van kinderen die moeite hebben met articuleren tot volwassenen die taalproblemen hebben, bijvoorbeeld na een hersenbeschadiging.’
Hoe zien je werkzaamheden eruit?
‘Als ik ‘s ochtends op de praktijk kom, bereid ik eerst de behandelingen voor die ik die dag moet uitvoeren. Dan roep ik mijn eerste cliënt uit de wachtkamer. Hoe zo’n behandeling eruitziet is afhankelijk van de vraag waarvoor diegene bij mij is. Ik behandel bijvoorbeeld veel kinderen die niet goed kunnen articuleren. In dat geval zorg ik er eerst voor dat ze hun tong op de goede plaats leggen en hun lippen in de goede stand staan. Vervolgens leer ik ze hoe ze dat toe moeten passen in woorden en zinnen. Bij kinderen gaat het wel allemaal spelenderwijs. Dan doen we bijvoorbeeld een potje ganzenbord en ondertussen ben ik voortdurend met ze in gesprek en laat ik ze benoemen wat er gebeurt.
Veel kinderen die ik begeleid hebben problemen met het herkennen van andermans emoties en het uiten van hun eigen emoties. Soms maak ik bijvoorbeeld bij een behandeling een grapje in de veronderstelling dat het kind dat begrijpt, maar in plaats daarvan wordt het boos. Op zo’n moment moet ik even een zijpaadje nemen om met het kind te bespreken hoe we deze miscommunicatie op kunnen lossen. Zo leer ik mijn cliënten hoe zij de taal in kunnen zetten om zich te uiten, om voor zichzelf op te komen.
Tussen de behandelingen door heb ik veel contact met leerkrachten, ouders en artsen over de voortgang die mijn cliënten maken.
Tot slot heb ik geregeld werkoverleg met collega’s van andere vestigingen. In Amsterdam zijn er bijvoorbeeld logopedisten die een heleboel weten over autisme, terwijl ik weer specifieke kennis heb over taalstoornissen bij kinderen en na hersenschade. Door dit soort werkoverleggen ondersteunen we elkaar en proberen we onze behandelingen te optimaliseren.’
Er zullen vermoedelijk veel logopedisten zijn die geen Nederlands hebben gestudeerd. In hoeverre vul je met je achtergrond in de neerlandistiek je collega’s aan?
‘Tijdens mijn behandelingen maak ik geregeld gebruik van prentenboeken en bij oudere kinderen ben ik veel bezig met verhaalstructuren. Door mijn letterkundige achtergrond en vakken als tekstanalyse krijg ik misschien wel een dieper begrip van verhalen dan logopedisten die geen Nederlands hebben gestudeerd. Daarnaast heb ik mij in mijn studie ook op creatief vlak kunnen ontwikkelen; ik kreeg in de bachelor heel veel schrijfopdrachten. Daarbij werd ik ook nog eens ingeloot voor de masterclasses in het schrijven van gedichten, columns en korte verhalen van gastschrijver Ellen Deckwitz in het najaar van 2017. Met die schrijfopdrachten werd mijn creatieve spier geprikkeld en vanuit die creativiteit hoop ik de optimale behandeling voor mijn cliënten te ontwikkelen. Op die manier denk ik dat ik een aanvulling ben op mijn collega’s, al hoef je natuurlijk geen Nederlands gestudeerd te hebben om een goede logopedist te zijn.’
Welke lessen die je in je bachelor hebt geleerd, pas je nog steeds toe in de praktijk?
‘In mijn beroepspraktijk denk ik geregeld terug aan taalkundige en taalvaardigheidsvakken. Heel veel kinderen hebben moeite met begrijpend lezen. De vraag hoe dat komt en de vraag hoe kinderen begrijpend lezen leren, kwamen in de bachelor aan de orde. Bij cliënten die problemen hebben met het articuleren, komt klankleer om de hoek kijken. Tot slot put ik, zoals gezegd, ook geregeld uit mijn kennis van de literatuur.’
Heb je nog tips voor huidige studenten Nederlands die net als jij logopedist willen worden?
‘Studenten Nederlands die denken: ik zou net als Pia wel logopedist willen worden, raad ik zeker aan om zich in die optie te verdiepen. Inhoudelijk sluit de studie Nederlands goed aan op wat je als logopedist moet weten. Je kunt ook altijd contact opnemen met een logopedische praktijk in de buurt met de vraag of je een dagje mee kunt lopen. Als je dan besluit om logopedist te worden, moet je nog wel een opleiding op hbo-niveau volgen, eventueel gecombineerd met de universitaire master neurolinguïstiek, voor je in dat vakgebied aan de slag kunt.’
Zijn er nog dingen die niet aan de orde zijn gekomen, maar die je wel graag wil benoemen?
‘Vroeger, in de late 18e en de 19e eeuw, was het heel gebruikelijk om Nederlands te studeren, ook al werd je uiteindelijk rechter of arts. De kennis van taal en cultuur die je tot op de dag van vandaag opbouwt met de studie Nederlands is voor iedereen relevant. Dus wat je uiteindelijk ook wil worden, als je overweegt om Nederlands te gaan studeren, moet je dat zeker doen.’
Aan het begin van ons gesprek vertelde Pia dat ze ervan droomde om juf of dokter te worden. In haar werk als logopedist heeft zij die twee dromen kunnen verenigen.
Laatst gewijzigd: | 13 oktober 2023 12:11 |