Over de boksers in mijn hoofd
Datum: | 21 februari 2024 |
Ik schrijf al jaar en dag gedichten en pen mijn gedachten maar al te graag neer. Op de universiteit vond ik lange tijd geen plekje om met mijn creativiteit te landen. Tot ik vanuit België naar Nederland kwam. Ik neem je mee op reis.
1 augustus 2023
Ik lig opgerold als een ongeboren kind in een hoek van mijn bed in Antwerpen. Een kwartier eerder zond ik een literatuurwetenschappelijke paper in. Ik vind het lastig om een werkstuk in te dienen. Mijn ziel op papier vliegt in een mailtje door het digitale universum heen, en ik kan enkel bidden dat docenten zorg dragen voor mijn woorden. Die gedachte legt een knoop in mijn buik. Ik neem later die namiddag een douche, wrijf alle woorden, gedachten en eeuwige bronvermeldingen van mijn huid.
Ik denk aan alle keren dat ik gedichten schreef voor een persoon of gelegenheid. Hoe de leegte onder mijn huid kroop wanneer het feestje voorbij was of de persoon verdween, hoe mijn woorden ineens doelloos leken. Ik verzamel graag woorden en ben verliefd op taal, maar soms kan ik de creativiteit in mijn lijf doodzwijgen, schaam ik me ervoor. Zo ook schaam ik me als ik academische papers, essays of scripties inzend. Is dit te creatief voor een universiteit? Ben ik wel academisch genoeg?
Van vechten…
In mijn hoofd staan creativiteit en de universiteit al lange tijd als boksers lijnrecht tegenover elkaar. In de boksring van mijn gedachten kijken zij elkaar lang uitdagend aan. Ik houd mijn boksers graag ver bij elkaar vandaan, maar een confrontatie is soms onvermijdelijk. Als ik begin met schrijven, vliegen ze elkaar in de haren. Ik heb een creatieve bokser die elegant in het rond trapt. De universiteitsvechter is gedisciplineerd, zelfs het zweet op zijn voorhoofd heeft hij onder controle. Uit de confrontatie tussen de twee boksers rolt vaak, als het goed is, een werkstuk. Bij een inleiding geeft mijn creativiteit de universiteit een kordate tik, maar in het midden deelt de universiteit rake klappen uit aan mijn creatieve ziel. Nadat ik een conclusie aan mijn paper heb gemaakt, liggen de boksers allebei languit op de grond. Er is geen winnaar, alleen verliezers. Ik zend telkens weer teleurgesteld mijn academische teksten naar mijn docenten.
1 januari 2024
We springen naar het voorjaar van 2024. Op het familiefeest knijpt een dronken tante hardhandig in mijn wang. “Je ziet er zo mooi uit”, fezelt ze met dubbele tong en een glas witte wijn in haar linkerhand. Ik knipper met mijn ogen en tracht het alcoholwalm uit haar mond te ontwijken. Later, tussen alle varkenswangetjes en droge brokken tofu door – mijn gezin eet vlees maar doet toch een mooie poging om er ook een vleesloos feestje van te maken –, vertelt ze me nogmaals dat ik er goed uit zie, harmonieus en vredig. Ik vraag me af hoe dat eruit ziet, vrede of harmonie. Zijn die woorden niet te groot om zomaar op een mens te plakken? Zou ze zien dat het gevecht tussen de boksers in mijn hoofd bekoeld is?
Ik glimlach menslievend en wijs naar het spleetje tussen haar voortanden waar een stukje spinazie vastzit. Verder parkeer ik haar vrede en harmonie bij alle ‘fijne feesten’ en ‘mooie 2024’’s die ik de afgelopen tijd op me afgevuurd kreeg. Ik weet niet waar ik met de complimenten naartoe moet. De puree op mijn bord dampt met mij in stilte.
…naar vrede
Mijn tante vraagt me of ik nog puree wil. Ik bedank vriendelijk, maar zit enkele tellen later toch achter een dampend bord vol aardappelen. Ik glimlach, wissel een hap puree met een slok rode wijn af. Ik ben harmonieus, vredevol. De boksring in mijn brein staat er nog, maar de boksende partijen vechten niet meer. In Groningen hebben mijn creativiteit en de universiteit elkaar omarmd. Ik volgde het vak Creatief Schrijven, waar de boksers van vijanden in vrienden veranderd zijn. Op de universiteit was een veilige plek voor mijn creativiteit, ik schreef gedichten in een leslokaal. Dat voelde aanvankelijk erg onwennig. Artiesten belanden nog te vaak op het schap tussen poetspersoneel en administratieve medewerkers: mensen die broodnodig zijn, maar toch ondergewaardeerd worden in academische milieus. Maar in het mooie Noorden mocht ik er zijn. Ik heb in Groningen voor het eerst werkstukken ingezonden, en gedacht: “Ik heb mijn ziel in een mailtje verpakt, maar dat mag. Mijn creaties mogen bestaan op de universiteit.”
In mijn hoofd veegt creativiteit zweet van zijn/haar/hun voorhoofd en legt een droge handdoek in de nek. Aan de overkant doet de universiteit hetzelfde. Ze kijken elkaar aan en glimlachen. De universiteit geeft een schouderklopje aan mijn creativiteit, fluistert: “Goed gedaan.” Er zijn enkel winnaars. Ik ben weer vredevol, en mijn puree is koud.