Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit der Letteren
Header image Uit de collegebank geklapt

Doe loech die vyant mit ghenende

Datum:06 maart 2024
Hilde Bos, masterstudent Neerlandistiek
Hilde Bos, masterstudent Neerlandistiek

Een van de leukste vakken in de master Neerlandistiek vond ik het onderzoekscollege Oudere Nederlandse Letterkunde. We keken hierbij naar humor in teksten uit de middeleeuwen en de zestiende eeuw. Om die humor te begrijpen, moesten we natuurlijk wel weten waarom mensen nu eigenlijk lachen. Wat vinden ze precies grappig? 

Volgens de ene geleerde lachen mensen in een speelse setting om dingen die ze lelijk, beledigend of frustrerend zouden vinden in serieuze situaties. Daarom zijn beledigingen tijdens een roast bijvoorbeeld grappig. Volgens een ander heeft humor te maken met een superioriteitsgevoel. Door te lachen maken we anderen belachelijk en stellen we ons boven hen. Zo werkt leedvermaak, bijvoorbeeld. Volgens weer een ander is lachen juist een lichamelijke uitbarsting met ontspanning als gevolg. Wie weet nou niet hoe het is om de slappe lach te hebben? Je kunt gewoon niet ophouden en achteraf heb je een voldaan gevoel. Soms weet je niet eens meer waarom je het nou zo grappig vond…  Weer een ander meent dat humor voornamelijk te maken heeft met het overschrijden van bepaalde grenzen. We lachen als grappen onverwachte elementen bevatten of taboes doorbreken. Hierbij kun je denken aan politiek incorrecte grappen. 

De lach in (ta)boerden

Wat is nou het goede antwoord? All of the above, op een bepaalde manier. De functies van humor lopen namelijk vaak door elkaar. Dat zag ik ook bij mijn onderzoekje naar de momenten waarop personages lachen in bepaalde middeleeuwse teksten. Ik keek onder andere naar boerden: moppen in dichtvorm, met vaak platte, taboedoorbrekende humor. Ze werden door zogenaamde sprooksprekers, verhalenvertellers, voorgedragen bij feestmaaltijden van gildeleden en stadsbestuurders en in de kroeg. Van de overgeleverde achttien boerden komt (een vorm van) het woord ‘lachen’ in zeven voor. Vaak gaat het om een taboe dat haast universeel grappig is: seks. Toch lachen de personages in deze boerden om meer dan een taboe dat wordt doorbroken. Dat blijkt bijvoorbeeld in ‘Vanden monick’.

Vanden monick: er is geen kap zo heilig…

We lezen over een ‘heilich man, een predickaer’. Een zekere jongedame van adellijke afkomst komt geregeld bij hem op de biecht. Al snel raakt ze zwanger van hem, waarop de mensen beginnen te roddelen. De geestelijke vreest voor zijn reputatie, waarop de duivel aan hem verschijnt en zich voordoet als duivelbezweerder en gedachtenlezer. Hij heeft nog een appeltje te schillen met de beste man, omdat die hem in zijn preken niet al te positief afschildert. Hierdoor krijgen de kerkgangers altijd snel berouw van hun zonden. Dat kan de duivel natuurlijk niet hebben! Hij biedt de geestelijke aan om de mensen te laten geloven dat de geestelijke helemaal geen ‘touwe’ (werktuig) heeft. De jonkvrouw kan dus niet zwanger kan zijn van hem. De geestelijke stemt hiermee in en de duivel haalt zijn geslachtsdeel weg.

Alles lijkt in orde, en de duivel spoort de geestelijke aan om degenen die over hem liegen eens goed aan te pakken in zijn preken! Deze houdt dan ook een beste donderpreek over leugenaars en de schade die ze ook aan zijn eer hebben toegebracht. Vervolgens trekt hij zijn gewaad aan de kant, om de menigte te laten zien dat hij in de onderste streken ‘nog platter is dan een vrouw’. Op dat moment plaatst de duivel het werktuig terug, ‘stiue ende harder’ dan het ooit is geweest. En dan lacht de duivel ‘omdat hij de eer/positie van de broeder schond en ervoor zorgde dat zijn ellende opnieuw begon’. 

Een dubbele lach

Dit is om twee redenen hilarisch voor de duivel. In de eerste plaats is hij zijn grote tegenstander te slim af. De geloofwaardigheid van de geestelijke is immers finaal verdwenen. Elke poging die hij zal doen om zijn gemeente te weerhouden van zonde zal overkomen als ultieme hypocrisie: de gemeenteleden hebben nu immers een goede reden om aan te nemen dat hun voorganger ook niet bepaald heilig leeft. De duivel lacht dus niet zozeer om het feit dat hijzelf een taboe heeft doorbroken, maar uit leedvermaak, om de gevolgen voor degene die hij dat heeft laten doen. Dit succes levert hem in de tweede plaats een zodanige triomf op dat hij zijn eerdere wraakgevoelens van zich af kan zetten in een ontladingslach. Hij lacht namelijk ‘mit ghenende’: ‘op krachtige wijze’. Hij lacht niet alleen om iemand, maar ook met zijn hele lichaam. Zo blijkt maar weer dat niet alleen platte humor van alle tijden is, maar dat lachen veelzijdig is, ook als je een personage in een middeleeuwse tekst bent!





Reacties

Reacties laden...