Skip to ContentSkip to Navigation

De rol van de Groningse kinderrechter bij ondertoezichtstelling 1922-1995

Beperking van ouderlijk gezag door de overheid
Promotie:Mw. I. van der Bij-de Puij
Wanneer:18 maart 2019
Aanvang:14:30
Promotors:prof. dr. J.J.H. (Jeroen) Dekker, prof. dr. T. Zandberg, prof. dr. H.W. van Essen
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
De rol van de Groningse kinderrechter bij ondertoezichtstelling
1922-1995

Groningse kinderrechters en ondertoezichtstelling (1922-1995)

Tussen 1922 en 1995 stelden kinderrechters in hun ontwikkeling bedreigde kinderen niet alleen onder toezicht. Ze waren ook  belast met de uitvoering van deze maatregel om de kinderen te beschermen. Daarom moesten ze beschikken over een diversiteit aan eigenschappen, zoals pedagogisch inzicht, daadkracht en sociaal gevoel. 

Historisch pedagoge Ingrid van der Bij onderzocht de rol van de kinderrechter bij ondertoezichtstelling in deze periode in het arrondissement Groningen. Zij kon gebruik maken van een unieke bron, namelijk de dossiers die de kinderrechters van al deze kinderen bijhielden. Zo kon ze aan de hand van 32 casussen het handelen van de kinderrechters van binnenuit beschrijven, een invalshoek die in Nederland voor dit onderwerp nog niet eerder is toegepast. 

Kinderrechters in Groningen bleken actief bij ‘hun’ kinderen betrokken. Ook tussen de rechtbankzittingen door waren er contacten, via briefwisseling en door de zaterdagse spreekuren. De dossiers maken ook de wijze van samenwerking zichtbaar tussen kinderrechters en andere betrokken organisaties, zoals gezinsvoogden en de Raad voor de Kinderbescherming. De professionalisering van deze partijen nam gaande de 20ste eeuw toe, maar de kinderrechters behielden heel lang een spilfunctie. Pas in 1995 droegen zij de uitvoerende kant van hun werk over aan anderen. De besluitvorming over de toekomst van het kind bleef echter in hun handen.

Al die tijd streefden de Groningse kinderrechters naar verbetering van opvoedingscondities voor de kinderen met wie zij te maken hadden. Dat gold bijvoorbeeld voor Willem Wolter Feith, vóór de Tweede Wereldoorlog jarenlang kinderrechter in Groningen. In 1938 vroeg hij naar aanleiding van de onder toezichtstelling van een paar ‘gevallen meisjes’ uit Delfzijl aan de burgemeester of deze de gemeentepolitie zou kunnen uitbreiden met iemand voor ‘de bescherming van jonge vrouwen en meisjes’. Hij is een van de gepassioneerde kinderrechters die centraal staan in dit boek.

Elke kinderrechter stond op voor de rechten van het kind op een wijze die paste in de tijd waarin hij of zij werkte. Dat varieerde van goed luisteren naar het kind tot het verdedigen van het recht van het kind op contact met beide ouders. De kinderrechter deed vaak meer dan een functieomschrijving kon bevatten. Daarmee toont het proefschrift de dilemma's van kinderrechters door de tijd heen.