Detector (ionisatie)
Een gasgevulde ionisatiedetector meet de ionisatielading die in een gas wordt gecreëerd door invallende straling. Hij bestaat uit een met gas gevulde kamer met twee elektroden, anode en kathode genoemd, waartussen een spanningspotentiaal wordt aangelegd. Positieve ionen en negatieve elektronen bewegen onder invloed van het elektrische veld naar de elektroden met de tegenovergestelde polariteit. In lucht is een energie van 34 elektronvolt nodig om een ion te creëren. De drie basistypen gasgevulde ionisatiedetectoren zijn
- ionisatiekamer
- proportionele teller
- Geiger-Müller buis
Een ionisatiekamer werkt bij een lage elektrische veldsterkte, zodat er geen gasvermenigvuldiging plaatsvindt. Een proportionele teller werkt bij een iets hogere spanning, zodat elk primair elektron een enkele ladingslawine produceert en het uitgangssignaal evenredig is met de energie die in het gas wordt afgegeven. Een Geiger-Müller buis werkt met een nog hogere spanning, zodat er meerdere lawines ontstaan uit één primair elektron en het (grote) uitgangssignaal niet langer afhangt van de gedeponeerde energie.
In een halfgeleiderdetector produceert ioniserende straling vrije elektronen en elektrongaten. Er is slechts een energie van ongeveer 3 elektronvolt nodig om een elektron-gatpaar te creëren.
Gerelateerde begrippen
Laatst gewijzigd: | 19 maart 2024 11:04 |