Februari 2021
De entropie van de dagen
In zijn nieuwe kamer zet P zich tomeloos in voor een nieuw begin.
Op het punt waar de boter eindigt en het brood begint
is de punt van het mes het venijnigst, denkt P.
Al zittend is het uitzicht een opkomende zon
Al staand een lege parkeerplaats: de duiven vechten voor kruimels.
Er zit een funest besef in de meest verblindende verwarring
en energie danst in ondeelbare bollen van elkaar weg
Het is zaterdag en door de rooklucht en het bonken
van beneden heen neemt W haar eenzaamheid zintuiglijk waar:
een vinger op het tast scherm, een mogelijke aankondiging van laster
W weet zich geen raad zonder argwaan:
haar kerk van huiselijke fatsoenlijkheid heeft een klok die luider
Luidt dan de stilte in de straten tijdens de avondklok.
Alles is niet omrand met een einde maar met een vertrek
Z slaapt in zonder lief, weet zich mens, van en voor zichzelf,
drukt joints uit, drinkt Mimosa’s op, weet zich staande
en zittende te houden op ’t vertrouwen dat onder dit gewicht
een hand verstopt ligt die zijn vingerarmen ineenvouwt en de
papieren demonen en gieren verscheurt. Als de bruiswijn zich
met het sap mengt, schrijft Z een brief naar haar voor hem.
De dagen vallen tomeloos als willekeurige oorzakelijkheden tegen elkaar aan
Tegenover de lopende doden wordt J gezien,
achter haar geen rozenhang meer maar
een mokerslag door de vierde muur.
De regisseur wilt dat ze de rook in cirkels uitblaast;
tegenover J betreden de overlevenden een verlaten bioscoopzaal
het licht gaat uit; 3, 2, 1 tikt in ouderwetse letters af.
Verzadigd verlaat S het toneel
Laatst gewijzigd: | 30 juni 2021 12:30 |