‘Ik ben geduldiger geworden met vreemdelingen die de weg vragen’
In Nederland noemt iedereen haar Chau. Prima, zegt Chau Le Thi Nguyet. Maar op een familiereünie is het beter van niet. Al haar broers en zussen heten ook Chau namelijk. Nguyet, is meer haar voornaam. Het is lastig uit te leggen, die Vietnamese namenregels.
We mailen en skypen. Chau Le Thi Nguyet (44), geboren aan het eind van de Vietnamoorlog (1955-1975), was deze zomer nog in Groningen, op uitnodiging van de RUG. We lopen elkaar net mis voor een live ontmoeting.
Ze skypet vanuit huis. Een groot huis, vindt ze zelf. Vier verdiepingen hoog, in een nieuw deel van de stad Can Tho, in het Zuiden van het land. Het is er rustig wonen, behalve als de buren een karaokeparty vieren. Ze woont er met haar Nederlandse man Claas (46) en hun dochter Ban Mai (9). Claas - zoon van Berend Vis, oud-hoofddocent bij rechten en ooit kwartiermaker in Vietnam voor de RUG - is door zijn werk in de internationale scheepvaart maandenlang van huis. Het wordt november dat ze hem weer zien. Maar ieder weekend leest hij zijn dochter Nederlandse boeken voor, dankzij het internet. Het meisje giechelt op de achtergrond dat haar vader slechts één woord Vietnamees kent: Troi oi. Chau: ‘My God, betekent dat, en hij roept het vooral als ik iets zeg of doe waar hij met zijn verstand niet bij kan, wat regelmatig voorkomt.’
Chau is al negen jaar decaan van de Rechtenfaculteit van de Can Tho University. Na de hereniging van Noord- en Zuid-Vietnam in 1975 leidde de rechtenfaculteit in Can Tho een slapend bestaan tot halverwege de jaren negentig. Met ontwikkelingsgeld van het Rijk hielp de RUG de faculteit weer in de benen.
In september 1996 kwam Chau, afgestudeerd aan de universiteit van Ho Chi Minh, voor een master naar Groningen. Op een maandag, in alle vroegte, arriveerde ze bij het International Student House in de Moesstraat. Een Canadees meisje zat te ontbijten. Met een mes in haar hand liep ze op Chau af, om haar te omarmen. ‘Op dat moment wist ik dat ik veel regeltjes die ik van mijn vader geleerd had, bijvoorbeeld over messen en vorken, los kon laten. Vrijheid!’
In 2006 promoveerde ze in Groningen op het vennootschapsbelastingsysteem van Maleisië, de Filippijnen en Vietnam. Maar terug in Vietnam maakte het belastingrecht plaats voor een managementfunctie. Ze beschouwt het als een eer en de normaalste zaak van de wereld om als bestuurder iets terug te doen voor haar universiteit. Maar negen jaar decaan is wel lang, bekent ze. Ze mist haar vak en twijfelt over nog een termijn.
Haar buitenlandervaring heeft haar veranderd. Het zou niet goed zijn als dat niet zo was, vindt ze. Zomaar een voorbeeld: ‘Ik ben geduldiger geworden met vreemdelingen die de weg vragen,‘ zegt ze, indachtig de talloze keren dat ze zelf verdwaalde en hulp nodig had. Gasten uit Nederland hebben dus een prima gids aan haar: bij Chau achterop de scooter – Vietnamees vervoermiddel bij uitstek - naar de floating market, een Boeddhistische tempel of de massagesalon. Al viel dat laatste geluk nog maar twee bezoekers ten deel: ‘Een vrouwelijke RUG-collega die brak was door de lange vliegreis, en mijn schoonmoeder.’
Tekst: Ellis Ellenbroek
Bron: Broerstraat 5, het alumni magazine van de Rijksuniversiteit Groningen
Laatst gewijzigd: | 19 maart 2020 10:19 |