Turkije als brug tussen Oost en West
Van oudsher vormt Turkije een brug tussen het Oosten en het Westen, zowel cultureel als economisch. Politicoloog Erdogan Aykac (1986) werkt bij het Centre for International Relations van de RUG aan een proefschrift over die brugfunctie en probeert inzicht te krijgen in het Turkse perspectief.
Er liggen in Istanboel twee bruggen over de Bosporus. Een derde is in aanbouw. Zij verbinden het kleine Europese stuk van Turkije met het grote Aziatische deel. Oost met West en vice versa. En daarmee is het land ook zelf een brug, tussen Europa en het Midden-Oosten. Turkije heeft daarom verstand van het reilen en zeilen op beide oevers, vindt het, daarbij teruggrijpend op de geschiedenis van het Ottomaanse rijk, vertelt Erdogan Aykac. Ooit stonden de Turken immers ‘aan de poorten van Wenen’. De Balkan stond daarna eeuwenlang onder Turkse invloed en nog altijd zijn Bosnië, Albanië en Kosovo islamitisch. Ten oosten van Turkije liet het Ottomaanse Rijk op vergelijkbare wijze zijn sporen na.
En dan zijn er nog de Turkse volkeren in Centraal Azië. De landen waar zij wonen, zoals bijvoorbeeld Turkmenistan en Oezbekistan, hebben officieel nooit bij Turkije gehoord, maar hun inwoners worden in Turkije wel tot de etnische Turken gerekend, vanwege de verwantschap in taal en cultuur. Dat geldt ook voor Azerbeidzjan op de Kaukasus en andere Kaukasische streken.
Miljoenen vluchtelingen
Waar Turkije aan Europese zijde grenst aan Griekenland en Bulgarije, heeft het aan de oostzijde onder meer Iran, Irak en Syrië als buur. Vanwege deze geografische ligging krijgt Turkije momenteel een cruciale rol toebedeeld in twee grote, Europese politieke thema’s waarbij Europa een beroep doet op de brugfunctie van het land: de beheersing van de vluchtelingenstroom en de strijd tegen IS. Turkije herbergt op dit moment miljoenen vluchtelingen, die, vooral als zij niet in een kamp verblijven, vaak in barre omstandigheden leven. Ook de Turken zelf hebben last van de situatie: De woningmarkt staat onder druk en omdat vluchtelingen lagere lonen accepteren, is er verdringing op de arbeidsmarkt. Dat het land erin heeft toegestemd dat de EU-landen bootvluchtelingen naar Turkije terugsturen, lijkt dus niet logisch, ondanks de grote zak met geld die meekomt.
Volgens Aykac kon Erdogan deze deal sluiten omdat de vluchtelingenstroom weliswaar een belangrijk probleem is voor de Turken, maar niet hun grootste zorg. Want dát is de veiligheid en de eenheid van de Turkse staat. Terreurbestrijding is dan ook het andere thema waarbij Europa om Turkije heen kan. De samenwerking ging van meet af aan niet van een leien dakje. Turkije vreest behalve IS immers ook verscheidene Koerdische groeperingen, terwijl de Westerse landen bijvoorbeeld de Koerdische YPG-milities in Syrië als bondgenoten zien. Volgens Aykac zegt president Erdogan steeds dat hij ál het terrorisme wil bestrijden: dat van Assad, dat van IS en dat van de Koerdische PKK en YPG. Als bondgenoten het er niet over eens zijn wie de vijand is, is dat natuurlijk knap lastig.
Belediging
In de afgelopen decennia leek de brug Turkije vooral naar de Europese oever te neigen. Met het lidmaatschap van de EU in het verschiet, officieel sinds 1999, was Turkije vaak tot aanpassen bereid. Maar van die flexibiliteit is nu geen sprake meer en de behoefte om lid te worden is tanende. Mocht het er ooit van komen, dan heeft Erdogan ook nog wel een stapeltje eisen. Dat komt volgens Aykac omdat Erdogan weet dat Turkije niet langer een ondergeschikte rol vervult, maar ook omdat Turkije een beetje op het Europese project uitgekeken is geraakt. Aykac legt uit dat de Turken zich erg tekort gedaan voelen door de EU. Ze waren bijvoorbeeld zeer verbolgen over de toetreding van Roemenië en hun buurland Bulgarije in 2007. Die landen waren op veel terreinen, zoals onder meer corruptiebestrijding, ver achter op Turkije. Toch kregen zij eerder een lidmaatschap. Door hoeveel hoepels moesten de Turken dan nog springen voordat zij ook lid mochten worden? En waarom werden deze landen voorgetrokken? De toetreding van Cyprus in 2004 werd in Turkije zelfs als een regelrechte belediging opgevat. Omdat de EU geen conflicten binnen haar grenzen wilde, moesten het Griekse en het Turkse deel van het eiland hun strijdbijl begraven. Uiteindelijk kwam er zelfs een referendum over unificatie. De Turkse Cyprioten stemden vóór eenwording. Ze waren bereid een deel van hun Turkse eigenheid in te leveren. Maar de Griekse Cyprioten stemden tegen. Cyprus kon dus niet als één land lid worden van de Unie. Dat vervolgens alleen het Griekse deel werd toegelaten, was voor de Turken heel kwetsend. In hun ogen waren zíj loyaal bereid geweest water bij de wijn te doen, maar juist de Grieken werden beloond.
Lange arm
Niettemin blijft Turkije wel geïnteresseerd in de Turken die in Europa wonen. De ‘lange arm van Ankara’ is de laatste tijd een staand begrip geworden in Europa. Door de oproep aan Turkse Nederlanders van het Turkse consulaat om beledigingen aan het adres van Erdogan te melden, werd die invloed zelfs expliciet. Overigens is die lange arm niet nieuw, vertelt Aykac, en ook niet voorbehouden aan Erdogan en zijn AK-partij. Aykac refereert opnieuw aan de Turkse aandacht voor etnische Turken. Daar horen de diaspora-Turken in Europa natuurlijk ook bij. Vroeger was hun invloed vooral economisch, ze stuurden geld naar huis. Maar nu zien partijen in hen ook kansen voor electoraal gewin. ‘Je ziet op de televisiezenders voor Turken buiten Turkije, die je in Turkije niet eens kan ontvangen, nu politieke spotjes waarin beloften worden gedaan die alleen voor diaspora-Turken interessant zijn.’ Dat gaat dan bijvoorbeeld over financiële voordelen. Aykac noemt de spotjes als alledaags voorbeeld van hoe Turkije zich op alle Turken richt, niet alleen die binnen de eigen grenzen. Op de vraag of Turkije een dictatuur is reageert Aykac ferm: ‘Ik vind die vraag niet interessant. Als academicus wil ik laten zien welke processen er gaande zijn, zonder er een fundamenteel waardeoordeel aan te geven. Dat laatste laat ik graag aan anderen over. Ik vind het belangrijk inzicht te geven hoe het komt dat president Erdogan en zijn AK-partij zo populair zijn. Of om te bekijken welke stappen de Turkse overheid zet, bijvoorbeeld met betrekking tot de persvrijheid en het buitenlands beleid en waaróm zij dat doet. Als academicus kan ik het Turkse perspectief laten zien en zo het debat verdiepen zonder eraan deel te nemen.’
Frisse wind
Aykac heeft niet een sluitend antwoord- dat is op zulke brede, grote vragen ook niet mogelijk. Maar wel heeft hij een gereedschapskist vol feiten, die hij zo inzet dat aan het bestaande rigide beeld van Erdogan wordt getornd. ‘Je moet niet vergeten dat Turkije tot de opkomst van Erdogans AK-partij werd gedomineerd door het leger, dat de democratische kaders van de samenleving en het politieke systeem bepaalde. Het democratisch gehalte van Turkije viel ook toen al te betwisten. De AK-partij wilde deze militaire-civiele relaties hervormen, had geen militaire banden en werd daarom in Turkije, maar ook in het Westen als een frisse wind gezien die het land kon democratiseren. Die liefde is inmiddels bekoeld en ik zal zeker niet zeggen dat hij een voorbeeldig democraat is. Maar we zien dus dat het autoritaire beleid een inherent deel van het Turkse politieke systeem lijkt te zijn, wat we niet alleen aan president Erdogan moeten toeschrijven.De AK-partij heeft onder het mom van godsdienstvrijheid de islam meer ruimte gegeven in de samenleving. Aanvankelijk vond Europa dit een positieve ontwikkeling, omdat het secularisme minder rigide werd opgelegd. Maar we zien nu ook dat islamitische symbolen veel prominenter aanwezig zijn in het openbare leven. En dat stuit veel Europeanen tegen de borst.’ Door zo aan het Westerse perspectief te tornen, vormt Aykac, als academicus, misschien zelf wel een brug. Door niet te kiezen voor één oever, maar gewoon, zonder opsmuk, een verbinding te bieden.
Tekst: Franka Hummels
Foto: De Volkskrant
Bron: Broerstraat 5, het alumni magazine van de Rijksuniversiteit Groningen
Laatst gewijzigd: | 19 maart 2020 10:16 |