Promotie mw. S. Nolte: Grazing as a nature-management tool. The effect of different livestock species and stocking densities on salt-marsh vegetation and accretion
Wanneer: | vr 24-01-2014 om 14:30 |
Waar: | Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen |
Promotie: mw. S. Nolte
Proefschrift: Grazing as a nature-management tool. The effect of different livestock species and stocking densities on salt-marsh vegetation and accretion
Promotor(s): prof.dr. J.P. Bakker
Faculteit: Wiskunde en Natuurwetenschappen
Zorgvuldige keuze voor beweiding door koe of paard kan op kwelders de biodiversiteit bevorderen
Een koe is geen paard en de ene kwelder is de andere niet. Er moet dan ook een zorgvuldige keuze worden gemaakt voor soorten grazers die passen bij het doel van het natuurbeheer, concludeert Stefanie Nolte uit haar onderzoek. Nolte voerde een experiment uit op de vastelandskwelder Noord-Friesland Buitendijks om de effecten van verschillende soorten vee en beweidingdichtheden op de vegetatie te bestuderen. In drie blokken paste zij vijf verschillende beweidingregimes toe. Ieder blok bestond uit een hoge kwelderzone, waar zich de waterbakken voor de dieren bevonden, en een lage kwelderzone. De beweidingregimes bestonden uit beweiding met paarden in twee dichtheden (0.5 en 1.0 dier/ha), begrazing met koeien in twee dichtheden (0.5 en 1.0 dier/ha) en een roulatiesysteem waar het ene jaar 1.0 koe/ha graast en het jaar erna dit stuk grond braak ligt.
In veel grasland-ecosystemen, zoals West-Europese kwelders, wordt beweiding ingezet als een vorm van management om biodiversiteit te verhogen. Welk soort management in kwelders moet worden aangehouden is desondanks nog steeds een punt van discussie. Daarom was een experiment nodig om de effecten van verschillende soorten vee en beweidingdichtheden op de vegetatie te bestuderen. Om de verschillende invloeden van beweiding op plantensoorten te kunnen begrijpen moeten we de verschillen in het gedrag van grazers begrijpen. Daarom bestudeerde Nolte het gedrag van paarden en koeien voor wat betreft hun dieetkeuze, activiteit en ruimtelijke verdeling. De verschillen tussen deze grazers in gedrag, dieetkeuze, activiteit en ruimtelijke verdeling beïnvloeden de vegetatiesamenstelling waarschijnlijk op verschillende niveaus: op soortniveau, gemeenschapsniveau en op het niveau van de vegetatiestructuur. Nolte onderzocht daarom het effect op de productie van bloemen van Aster tripolium, op de vegetatiesamenstelling en op de vegetatiestructuur op kleine schaal. De waargenomen effecten van beweiding op de vegetatie structuur kan echter ook de abiotische condities van kwelders beïnvloeden. Daarom testte Nolte de hypothese dat opslibbing in onbeweide gebieden hoger is dan in beweide gebieden, waar er vertrapping optreedt en de vegetatie korter is. Zo was Nolte in staat om verschillende effecten van twee soorten grazers op de vegetatie te ontrafelen, hetgeen een aanvulling is op het geaccepteerde belang van beweidingdichtheid als een instrument in natuurbeheer.
Stefanie Nolte studeerde biologie aan de universiteit van Hannover. Haar promotieonderzoek deed zij aan de RUG, bij de Community and Conservation Ecology Group (COCON) van het Centre for Ecological and Ecolutionary Studies (CEES), Research School Ecology and Evolution (RSEE). Het werd gefinancierd door het Waddenfonds. Haar onderzoek maakt deel uit van een project dat werd uitgevoerd met twee andere promovendi: Freek Mandema, die eveneens op 24 januari promoveert en Roel van Klink. In maart keert zij als postdoc terug naar de universiteit van Hamburg.