Promotie dhr. K. Meijer: Native versus non-native. The interplay between native insects and non-native plants
Wanneer: | vr 20-09-2013 om 16:15 |
Promotie: dhr. K. Meijer, 16.15 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen
Proefschrift: Native versus non-native. The interplay between native insects and non-native plants
Promotor(s): prof.dr. M. Schilthuizen, prof.dr. L.W. Beukeboom
Faculteit: Wiskunde en Natuurwetenschappen
Exoten en insectenvraat: nieuwe soorten, nieuwe kansen
Het kan voordelig zijn voor insecten om over te stappen naar uitheemse voedselplanten. Zij hebben hier mogelijk minder last hebben van concurrentie en parasieten en worden mogelijk groter dan op inheemse voedselplanten, concludeert Kim Meijer, die onderzoek deed naar de interactie tussen inheemse insecten en uitheemse planten.
Uitheemse soorten zijn door toedoen van de mens geïntroduceerd in gebieden waar ze van nature niet thuis horen. De Amerikaanse vogelkers, de brulkikker en de halsbandparkiet zijn bekende voorbeelden van deze zogeheten exoten. Ze veroorzaken veel schade in de landbouw, aan waterwegen en natuur (o.a. door concurrentie met inheemse soorten) en kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid van mens en dier. Jaarlijks kost dit probleem Europa ongeveer 12 miljard euro. Maar vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn uitheemse soorten zeer interessant. De exoten geven ons de kans bepaalde biologische processen vanuit een andere hoek te bestuderen. Nieuwe soorten, nieuwe kansen.
Meijer toonde met literatuuronderzoek en een veldstudie in Nederland en Japan aan dat uitheemse planten een stuk minder last hebben van insectenvraat dan de inheemse vegetatie. Er foerageren niet alleen minder soorten herbivore insecten op uitheemse planten, maar ook minder individuen. Hierdoor hebben uitheemse planten waarschijnlijk een concurrentievoordeel ten opzichte van inheemse planten. In het tweede deel van zijn onderzoek richtte Meijer zich op twee insectensoorten: de kever Gonioctena quiquepunctata en de boorvlieg Rhagoletis alternata. G. quiquepunctata leeft zowel op de inheemse lijsterbes als op de uitheemse Amerikaanse vogelkers, maar blijkt dan te verschillen in grootte en waardplantvoorkeur. De larven van boorvlieg R. alternata leven in rozenbottels. Meijer ontdekte dat de larven in de rozenbottels van de uitheemse Japanse rimpelroos groter worden en veel minder last hebben van parasieten dan de larven in de inheemse rozenbottels.
Kim Meijer studeerde biologie aan de RUG, waar hij zijn promotieoderzoek uitvoerde bij de vakgroep Evolutionaire Genetica, Centre for Ecological and Evolutionary Studies (CEES). Op zoek naar inheemse insecten op uitheemse planten riep Meijer in een reportage over zijn onderzoek van het VARA-radioprogramma Vroege Vogels - op 26 juli 2009 - de hulp in van de luisteraars. Zijn onderzoek werd gefinancierd door Naturalis Leiden, Uyttenboogaart-Eliasen Stichting en CEES. Inmiddels werkt hij als ecoloog bij Altenburg & Wymenga.