Succesvol samenwerken vereist gemeenschappelijk belang
Samenwerking tussen zorg-, onderwijs-, en andere instellingen slaagt alleen als ze van elkaar afhankelijk zijn om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Als ze hun eigen belang opzij zetten en de tijd nemen om elkaar te leren kennen, kunnen ook heel verschillende organisaties succesvol een project opzetten. Anders dan binnen één organisatie is het in zo’n netwerk van belang dat de verschillende lagen, van uitvoerende tot manager, contact met elkaar hebben. ‘Je moet nooit samenwerken om het samenwerken’, concludeert onderzoeker Jelly Zuidersma. Ze promoveert 29 maart 2012 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
In de jaren tachtig begon de trend dat zorg- welzijns- en onderwijsinstellingen geacht werden op lokaal niveau te gaan samenwerken. Inmiddels is dat heel gewoon, met de uitvoering van bijvoorbeeld de WMO of de Brede School, maar dat wiel moest vijftien jaar geleden nog uitgevonden worden, merkte Zuidersma. Zij deed onderzoek naar de lokale samenwerking tussen zorg- en onderwijsinstellingen, gericht op de opleidingen Verpleging en Verzorging. ‘Dat wat al in 1980 was bedacht, werd pas vanaf 1997 uitgevoerd. Waar ik in mijn onderzoek achter kwam was dat de roep om samenwerking erg aanwezig was, maar dat er weinig bekend was over hoe dat georganiseerd moest worden en op welk gedrag gestuurd moest worden voor concreet resultaat.’
Succesfactoren
Zuidersma ontdekte op basis van vragenlijsten en observaties van tientallen samenwerkende organisaties een aantal doorslaggevende succesfactoren. Ten eerste moeten de instellingen zich bewust zijn dat hun samenwerkingsverband geen organisatie op zich is, maar een netwerk met een concreet doel. Dat vereist weer dat juist de verschillende lagen bij de partners elkaar spreken, bijvoorbeeld de manager van de zorginstelling met de docent van de school.
Naast deze meerlagigheid introduceert Zuidersma het begrip wederkerigheid, waarbij niet de status van de organisatie, maar het belang van bijvoorbeeld de leerling of de patiënt centraal staat. Instellingen moeten in de loop van de tijd aanvoelen waar dat gemeenschappelijke belang ligt en geen van allen de agenda dicteren. Ze moeten met elkaar kunnen meegroeien. Dat is cruciaal voor het slagen van een project: ‘Ik heb gemerkt dat er over het algemeen heel goed wordt samengewerkt, maar soms betrekken de organisaties hun eigen stellingen als het stroef loopt, en dan wordt het moeilijker om effectief te overleggen.’
Twee andere factoren die Zuidersma onderscheidt zijn een langetermijnperspectief voor de samenwerking en een goede fysieke, maar ook digitale bereikbaarheid van de medewerkers in zo’n verband.
Meetinstrument
Als resultaat van haar onderzoek biedt Zuidersma een methode waarop instellingen op veel maatschappelijke terreinen hun samenwerking kunnen organiseren, inclusief een meetinstrument dat inzichtelijk maakt of doelstellingen worden behaald en een observatiemethode die uitmaakt of een moeilijk overleg, met uiteenlopende belangen, wel effectief verloopt.
Het is tevens een goede toets om te controleren of samenwerking überhaupt zinvol is, zegt Zuidersma: ‘Ik hoop met mijn proefschrift het inzicht te geven dat men op basis van die voorwaarden weloverwogen kan zeggen: nu kiezen we niet voor samenwerking. Organisaties moeten heel kritisch kijken of een gemeenschappelijke doel aanwezig is, anders moet je er niet aan beginnen. Je moet nooit samenwerken alleen om het samenwerken.’
Curriculum Vitae
Jelly Zuidersma (Leek, 1963) studeerde gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Maastricht. Sinds 2005 werkt ze bij Het stagebureau Expertisecentrum voor de opleidingen Verzorging en Verpleging van de noordelijke ROC’s en de Hanzehogeschool Groningen. Zuidersma promoveert in de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen bij prof.dr. Greetje Timmerman en prof.dr. Patrick Kenis op het proefschrift ‘Wederkerigheidspatronen in regionale samenwerkingsverbanden. Een gedragstheoretische benadering.’
Noot voor de redactie
Contact: Jelly Zuidersma, tel. 050-575 7475 (werk), e-mail: j.zuidersma hetstagebureau.nl
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 01:51 |
Meer nieuws
-
26 november 2024
De angst om te eten
Renate Neimeijer doet onderzoek naar eetstoornissen bij kinderen en jongeren. Haar lopende onderzoek richt zich op de vermijdende en restrictieve voedselinname stoornis ARFID.
-
05 november 2024
Hebben ouders invloed op de roze of grijze bril van hun kinderen?
Hoe ontstaat een positieve blik eigenlijk? In hoeverre is opvoeding hierbij van belang? En welke rol speelt optimisme eigenlijk in het dagelijks leven van ouders en kinderen? Charlotte Vrijen probeert een antwoord te vinden op deze vragen. Ze doet...
-
10 september 2024
Steeds weer de verkeerde
Julie Karsten onderzoekt hoe ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag de online partnerkeuze van jongeren beïnvloeden. Ze richt zich vooral op de vraag of mensen die eerder ‘dader’ of ‘slachtoffer’ zijn geweest elkaar opzoeken. Door deze...