Rede nieuwe rector magnificus Elmer Sterken
Dames en Heren,
Universiteiten zijn bijzonder succesvolle instituten. Ondanks het feit dat universiteiten geen politieke machtscentra zijn en ondanks het nog ernstiger feit dat het grote geld er ook niet verdiend wordt, weten ze zich al eeuwenlang te handhaven in de strijd om het bestaan. Dit langjarige succes vloeit naar mijn idee uit drie bronnen voort.
De eerste bron is de Academische Vrijheid. De oudste universiteit van Europa, de Universiteit van Bologna, gaat er prat op aan de wieg te staan van de eerste officiële formulering van deze vrijheid: de Constitutio Habita. De Constitutio Habita is een document dat in 1158 door Frederik de Eerste, Keizer van het Heilige Roomse Rijk, geproclameerd werd met het doel alle studenten en geleerden te vrijwaren van alle soorten van politieke inmenging. Dit document, dat wij wellicht wel een Verlichtingsdocument kunnen noemen, stamt uit een periode die wij vaak als de donkere Middeleeuwen bestempelen. Het document schept een veilig speelveld, de universiteit, voor een bepaald soort mensen: mensen die er een hartstocht voor hebben kennis te produceren en die kennis met anderen te delen.
De tweede bron voor het succes van de universiteiten is, dat overduidelijk gebleken is, dat dit veilige speelveld geen speeltuintje is. De gemeenschap van studenten en geleerden heeft de wereld allesbehalve windeieren gelegd. Deze eerste twee bronnen, dames en heren, stromen gelukkig nog altijd. De academische vrijheid staat weliswaar vaak onder druk, maar heeft altijd weten te overleven en de wetenschap leidt nog steeds tot een voortdurend wassende stroom van inzichten en technologische doorbraken op allerlei terreinen.
De derde bron van ons succes echter, is in gevaar gekomen. En die bron is het vermogen van de gemeenschap van onderzoekers, docenten en studenten om de samenleving te doordringen van het belang van hun werk. Naar de oorzaak daarvan kunnen wij slechts gissen. Feit is dat in de twintigste eeuw de kritiek op de wetenschapsbeoefening is toegenomen: er is een zeker wantrouwen tegen de wereld van onderzoek en innovatie ontstaan. Maar belangrijker nog is wellicht de gelijkstelling van wetenschappelijk succes en geldelijk rendement, die inherent is aan de moderne manier van leven. Het is nog altijd zo, dat het grote geld domweg niet aan de universiteiten verdiend wordt, terwijl er wel veel geld naar toe wordt gesluisd. Anders dan in de zogenaamde donkere Middeleeuwen het geval was, moeten universiteiten er daarom tegenwoordig in onze verlichte tijden voor vechten om voor vol te worden aangezien.
Dames en heren, ik wil vandaag hier in mijn maiden speech als rector van de Rijksuniversiteit Groningen, stellen dat wij alles in het werk moeten stellen om de samenleving duidelijk te maken dat wij ambities hebben, hoge ambities zelf. Wij kunnen weliswaar onze aandeelhouders geen hoge winstverwachtingen presenteren, want wij hebben geen aandeelhouders en we zullen ook geen winst maken, maar we kunnen wel openlijk stellen dat wij geen duur speeltuintje zijn, maar een speelveld van de geest, een instituut dat kennis genereert en verspreidt, die onontbeerlijk is voor de toekomst van onze samenleving en dat daarom iedere euro die in haar geïnvesteerd wordt het dubbel en dwars waard is.
De Rijksuniversiteit Groningen kent een hoge ambitie: het is een brede algemene universiteit, die in iedere discipline of tot de wereldtop wil behoren of er zo dicht mogelijk bij wil zijn. Dat is een ambitie die niet zomaar gerealiseerd kan worden. Het speelveld waarop de onderzoekers acteren moet optimaal geprepareerd zijn. Dat optimum ontstaat als de disciplines binnen de RUG elkaar respecteren en tegelijk open staan voor elkaar. Een brede universiteit is een universiteit waarin dwarsverbanden gelegd kunnen worden, die synergie opleveren, die elders niet zo snel tot stand komt. Ik ben van mening dat deze dwarsverbanden energiek en bewust georganiseerd moeten worden. Ze komen niet zomaar tot stand. De RUG is klassiek georganiseerd in faculteiten, waarin faculteitsbesturen macht en verantwoording hebben. Dit kan ertoe leiden dat per faculteit optimaal beleid gevoerd wordt, zonder dat dit uitstraling krijgt op universitair niveau. Coördinatie van kruisbestuiving en dwarsverbanden moet dan ook als een essentieel onderdeel van universitair onderzoek (en ook onderwijs) zijn.
De RUG heeft voor twee grote dwarsverbanden, healthy aging en energie, gekozen. Deze aandachtsgebieden helpen zowel extern in de marketing van de RUG-programma’s als intern om cohesie binnen en tussen faculteiten te bewerkstelligen. De interfacultaire samenwerking vraagt evenwel continue aandacht.
De ambities in het onderwijs zijn in mijn ogen de sleutel tot succes van een universiteit in het algemeen en dus ook voor de RUG. Ik pleit voor duidelijkheid in deze ambities en ik zal deze in algemene termen voor U schetsen.
1. Ambities en prestaties zijn positief gecorreleerd. Hoe ambitieuzer het studieprogramma, des te gemotiveerder studenten en staf samenwerken in dat programma. De schaal van de opleiding is uiteraard van belang, maar voor zowel grote als kleine opleidingen geldt dat de instelling helder moet zijn over de ambities en die liggen in Nederland erg hoog.
2. Duidelijkheid over het gewenste studietempo is nodig. Het feit dat de Nederlandse publieke bekostiging van het universitair onderwijs nog steeds de particuliere bijdrage ver overtreft, dient een grote drang tot studievoortgang van studenten te bewerkstelligen. Dit betekent dat de ambitieuze universiteit van studenten mag eisen dat er serieuze studievoortgang geboekt wordt en hier ook prikkels voor benut.
3. Deze prikkels kunnen bestaan uit een bindend studie-advies, een harde-knip tussen bachelor en masterfase en een collegegewijze aanpak van de productie van scripties. Een belangrijk gegeven is tevens dat studiesucces negatief gecorreleerd is met het aantal hertentamenmogelijkheden. Dit noopt ons nogmaals na te denken over de toetsingsproblematiek.
4. De ambities in het onderwijs dienen ook helder te zijn in het aanbod. Een universiteit is gebaat bij een grote aandacht voor de verzorging van het onderwijs en waardering voor docenten die dit onderwijs heel goed verzorgen. De vorming van een instituut voor excellente docenten kan een institutionele invulling geven aan het zoeken naar kruisbestuiving tussen disciplines.
5. Het is mijn stellige overtuiging dat het Angelsakische universitaire organisatiemodel de komende jaren nog meer als de wereldstandaard gezien gaat worden. Dit impliceert dat een logische indeling van de universiteit in een undergraduate college, de graduate school en de diverse professional schools is. In het undergraduate college worden de bacheloropleidingen aangeboden, de graduate school biedt de reguliere masters, de research masters en de PhD-programma’s aan. En de professional schools de academische beroepsgerichte masters.
6. Bij dit alles geldt, dat internationalisering van het onderwijs essentieel is voor de RUG, voor de stad Groningen en de regio. Het belangrijkste argument voor internationalisering is de verrijking door de grotere diversiteit voor studenten. Als de RUG zich in de komende jaren geen goede positie verwerft op de internationale markt voor wetenschappelijk onderwijs, zal de academische kwaliteit achteruit gaan. Zoals in de tijd van Frederik De Eerste de topuniversiteiten Europees waren, zo zullen in onze eeuw de topuniversiteiten een mondiaal karakter hebben. Er is een permanente wereldwijde speurtocht naar talentvolle studenten en medewerkers vanuit alle academische instellingen. De grootste kans op het succesvol werven van talentvolle studenten ligt in die landen die snel groeien (want dan komen er fondsen beschikbaar) en zelf nog onvoldoende het academische onderwijs goed georganiseerd hebben. Men kan daarbij denken aan die landen die de zogenaamde BRIC-groep vormen plus enkele andere economische tijgers. In het komende decennium worden de voorlopig definitieve netwerken van internationale universiteiten gevormd: we moeten er als RUG dus snel bij zijn. Dat betekent dat de RUG, meer dan ooit tevoren, zich strategisch zal gaan opstellen op de internationale academische markten. Maar ook de condities waaronder buitenlandse academici in Groningen kunnen studeren en werken dienen zich verder te verbeteren.
Ook als werkorganisatie zal de RUG haar tomeloze ambitie uit moeten stralen. Bij die faculteiten die nieuw academisch personeel werven volgens het Tenure Track systeem zijn de ervaringen grosso modo erg positief. Men kan het in afspraken eens worden over de wederzijdse ambities en verwachtingen. Het TT-model is tevens een instrument om de internationalisering van de staf te bespoedigen. Binnen het TT-model is het Rosalind Franklin Fellowship-programma voor het binnenhalen van vrouwelijk toptalent een groot succes. Ik pleit voor het uitbouwen van het toepassen van dit gedachtengoed. Maar ook voor het ondersteunend en beheer personeel is het mogelijk om ambities uit te spreken en in contracten vast te leggen. Het is van groot belang om te beseffen wat een ieder voor de universiteit kan betekenen.
Aan het einde gekomen van mijn rede wil ik van de mogelijkheid gebruik maken om mijn voorganger, Frans Zwarts, te danken voor zijn grandioze inzet gedurende ruim acht jaar voor de Rijksuniversiteit Groningen. Gedurende deze jaren heeft Frans op de eerste plaats de RUG internationaal op de kaart gezet, op de tweede plaats de ambities van de RUG op vele terreinen opgeschroefd en op de derde, maar zeker niet de minste plaats, de cohesie binnen de RUG tussen staf en studenten onvoorstelbaar verbeterd. Tot slot wil ik de Raad van Toezicht van de RUG danken voor het in mij gestelde vertrouwen om deze prachtige functie binnen de RUG de komende vier jaren te kunnen uitoefenen. Ik heb gezegd.
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 01:57 |