Rede bij de opening van het Academisch Jaar 2011 door dr. ir. Ellen Nollen
Meneer de rector magnificus, dames en heren,
Het is mij een genoegen om u hier bij de opening van het academisch jaar te mogen toespreken. En het verheugt mij vooral om dit als Rosalind Franklin Fellow te mogen doen, omdat ik het Rosalind Franklin Programma - hier in Groningen bedacht en uniek aan de Rijksuniversiteit Groningen - een spannend en belangrijk experiment vind. Met dit programma wil de RUG het aantal vrouwen dat doorstroomt naar topposities binnen de universiteit doen toenemen en, willen de dames in het zwart even gaan staan, dat is hard nodig.
Heel slim hebben ze het programma een internationaal allure gegeven. Ze hadden het ‘het Jantine Tammes programma’ kunnen noemen, genoemd naar de eerste vrouwelijke hoogleraar in Groningen, maar daar trek je geen vrouwen uit de hele wereld mee aan. Nee, ze hebben gekozen voor Rosalind Franklin, een beroemd onderzoekster uit Engeland die in de jaren 50 van de vorige eeuw heeft ontdekt heeft hoe DNA eruit ziet. Een wetenschappelijke doorbraak waar we bij de afdeling Genetica van het UMCG nog iedere dag profijt van hebben. Overigens is deze afdeling geleid door een vrouw, professor Cisca Wijmenga.
Als student in Wageningen en als onderzoeker in Zwitserland en Groningen vond ik het heel vanzelfsprekend dat de hoogleraren mannen waren. Waarom weet ik niet. Pas toen ik postdoc was in de Verenigde Staten, zag en sprak ik vrouwen met een eigen onderzoeksgroep, die allemaal zeer gedreven waren. Eerder dacht ik dat het aansturen van een onderzoeksteam meer een mannenaangelegenheid was. Pas door die vrouwen aan het werk te zien dacht ik: “waarom zou ik dat eigenlijk niet kunnen”. Deze ervaring is essentieel geweest voor mijn verdere loopbaan en geeft voor mij het grote belang aan van rolmodellen. Door posities speciaal voor vrouwen te reserveren creëert de RUG deze rolmodellen en als deze hun werk goed doen zal het programma zich vanzelf opheffen.
De vraag waar ik me met mijn onderzoeksteam de afgelopen vijf jaar mee bezig heb gehouden is: waardoor neemt de kans op hersenziekten, zoals de ziekten van Alzheimer en Parkinson, zo enorm toe tijdens veroudering? We weten dat in oudere patiënten met deze ziekten de ziekte-eiwitten zich letterlijk in de hersens opstapelen. Maar hoe dat komt begrijpen we niet. Om dit uit te vinden, maken we gebruik van een wormpje dat voor meer dan 50% dezelfde genen heeft als wij en dat in twintig dagen, in plaats van 85 jaar, een vergelijkbare biologische veroudering doormaakt. Dus als we dat even doortrekken, jong volwassen wormen, vergelijkbaar met de studenten in deze zaal, zijn vier dagen oud. En wat oudere wormen, vergelijkbaar met de hoogleraren die tegen hun pensioen leeftijd aanzitten, zijn ongeveer 15 dagen oud. In dit wormpje, dat ook nog eens doorzichtig is en door vele onderzoekers voor biologisch onderzoek wordt gebruikt, hebben we de stapeling van ziekte-eiwit goed zichtbaar kunnen maken, waardoor we eenvoudig op zoek konden gaan naar genen die de stapeling beïnvloedden.
Terwijl de meeste onderzoekers in het veld hun hoofd breken over hoe onze cellen de stapeling van de ziekte-eiwitten kunnen voorkomen, zijn we juist op zoek gegaan naar genen die de boel verergerden. Het was vooraf onzeker of deze genen bestonden, omdat die stapeling in een reageerbuis ook vanzelf ging. Het leek dus een spontaan proces te zijn. Maar ik wilde dit risico graag nemen, omdat, als deze genen bestonden deze dan uitstekende kandidaten zouden zijn voor de ontwikkeling van een medicijn. Het is immers makkelijker iets in een cel uit dan aan te schakelen. We hebben hard gewerkt maar ook geluk gehad. We vonden een gen dat een sleutelrol lijkt te spelen in het stapelen van ziekte-eiwitten. Ook in mensencellen. Als we het gen uitschakelen zijn de cellen beter af. We zijn nu druk bezig met uit te vinden hoe het precies werkt.
Met financiële ondersteuning van onder anderen de alumni van deze Universiteit - weer een ander uniek experiment van de Universiteit van Groningen - zoeken we uit of onze vinding zich leent voor verdere ontwikkeling naar een medicijn.
Voor mij zit de eerste fase van mijn Rosalind Franklin Fellowship er bijna op en, onafhankelijk van de vraag of ik aan de eindcriteria van het Fellowship heb voldaan, heb ik ervan genoten. In tegenstelling tot veel andere vormen van financiering, geeft een Rosalind Franklin Fellowship de vrijheid om vijf jaar lang, onafhankelijk, je eigen onderzoeksvragen op te lossen. Ik heb deze unieke kans volledig benut om wetenschappelijke risico’s te nemen en we hebben iets van belang gevonden waar we ons nog jaren in kunnen verdiepen om het volledig te begrijpen. Ik wil de RUG en het UMCG hartelijk danken voor deze mogelijkheid.
De eindcriteria van het Rosalind Franklin Fellowship, die overigens dezelfde zijn als die voor mannen en vrouwen in vergelijkbare ‘tenure track’ posities, heb ik bewust terzijde gelegd, omdat ik me volledig op mijn onderzoek wilde richten. Ik weet zeker dat ik niet voldoe aan een de kwantitatieve criteria, het aantal wetenschappelijke publicaties. Overigens draagt hieraan bij dat ik netto vier jaar ben bezig geweest in plaats van vijf, omdat dat ik aan mijn kinderen tijd wilde besteden, iets waar wonderlijk genoeg nu nog geen compensatie voor wordt gegeven.
Terugkomend op de criteria denk ik toch denk ik dat mijn houding voor mijn onderzoek het juiste effect heeft gehad. Door te gaan voor een risicovol project hebben de afgelopen jaren, naast interessante nieuwe inzichten en een aantal zichtbare publicaties, meer dan twee miljoen euro aan vervolgfinanciering opgeleverd. Bovendien heeft het zeer talentvolle jonge onderzoekers uit het buitenland, met hun eigen geld, naar Groningen getrokken om mee te doen met mijn onderzoeksteam. Als de Universiteit, vanwege een opdrogende eerste geldstroom, meer nationale en internationale financiering naar Groningen wil trekken, dan zou ik op basis van mijn ervaring de ‘tenure trackers’ van de toekomst vooral op kwaliteit beoordelen en de kwantitatieve criteria overboord gooien.
Als het Rosalind Franklin experiment van deze universiteit slaagt, waar ik geen moment aan twijfel, dan is dat een geweldig resultaat. Het zou dan ook een oplossing kunnen zijn voor andere universiteiten en zelfs andere sectoren waar hetzelfde probleem speelt. Bijna overal in Nederland, meer dan in andere landen zijn vrouwen aan de top een schaars goed. Laat de rolmodellen hun werk doen. Dat is economisch van belang, maar daarnaast vind ik dat iedereen zijn talenten ten volle moet benutten of dat nou om jongens of meisjes gaat. En talenten, studenten, hebben jullie allemaal, dus grijp de kansen die je worden geboden. Ga voor je wat je leuk vindt en doe dat goed. Laat je inspireren door de vele gedreven onderzoekers en docenten die deze universiteit rijk is. Jullie zijn bevoorrecht om aan een universiteit te studeren die talent de ruimte te biedt.
Ik wens iedereen een uitdagend en inspirerend academisch jaar.
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 01:56 |