Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Dictatuur en geschiedschrijving

Controle van het Franco-regime op de recente Spaanse geschiedenis
Promotie:Dhr. J.W.H. (Jan) van Muilekom
Wanneer:26 november 2020
Aanvang:14:30
Promotor:prof. dr. A.H.M. (Antoon) de Baets
Copromotor:dr. H.J. Storm
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Dictatuur en geschiedschrijving

Franco beïnvloedde in belangrijke mate geschiedschrijving in zijn land

Het regime van de Spaanse dictator Franco slaagde er in de periode 1939-1977 in belangrijke mate in de geschiedschrijving over de binnen- en buitenlandse politiek van de jaren 1931-1952 naar zijn hand te zetten. Dat gebeurde onder meer via historici die bereid waren hun collega’s te censureren. Wel moest het regime vanaf het midden van de jaren zestig schoorvoetend steeds meer het initiatief weer daar laten waar het thuishoorde: bij de professionele historicus. Dat concludeert promovendus Jan van Muilekom. Hij laat tot op het niveau van concrete historische thema's zien hoe de dictatuur van Franco de recente geschiedschrijving van het land beïnvloedde. Tijdens dit regime waren kenmerken van moderne autoritaire regimes als complottheorieën, verdachtmakingen van politieke tegenstanders, het weghouden van de persoonlijke geschiedenis van de regeringsleider, en het aantasten van de academische en persvrijheid al zichtbaar.

In 1939 maakte generaal Francisco Franco definitief een einde aan de Tweede Spaanse Republiek. Hij vestigde een dictatoriaal regime dat zich tot kort na zijn dood in 1975 wist te handhaven. De dictator kwam aan de macht na een bloedige burgeroorlog, die was ingeluid door een staatsgreep op 17 en 18 juli 1936. Gedurende de gehele periode 1939-1977 toonde het regime een grote interesse voor de recente geschiedenis van het land, met name voor de periode 1931-1952. Dat waren de jaren die cruciaal waren voor de voorbereiding, uitvoering en consolidatie van Franco’s machtsgreep. Van Muilekom onderzocht in welke mate Franco’s regime erin slaagde de geschiedschrijving daadwerkelijk naar zijn hand te zetten. Hij behandelt de gehele periode 1931-1952 en niet alleen de drie jaren Spaanse Burgeroorlog, die altijd veel aandacht hebben gekregen.  

In de eerste helft van de jaren veertig zetten de Franco-getrouwen zo zwaar in op historische propaganda en repressie van de Spaanse historische wereld dat er tot 1960 van censuur in de meer strikte zin van het woord nauwelijks sprake was, ontdekte Van Muilekom. De wijze waarop de Spaanse overheid de visie op de geschiedenis trachtte te beïnvloeden, kreeg vervolgens in de jaren zestig en zeventig een geheel ander karakter. Zo ging de balans tussen propaganda bedrijven en censuur uitoefenen uitslaan ten gunste van het tweede. Die censuur was overigens onberekenbaar. Vanaf de start speelde een rol of een auteur als ‘vriend van het regime’ kon worden beschouwd. Ook vonden er regelmatig interventies plaats van Franco zelf.

Voorzichtige hervormers onder de historici kwamen wel met veel nieuwe feiten, beschrijvingen, verklaringen en oordelen op de proppen, maar twijfels bij de rechtvaardigheid, onvermijdelijkheid en positieve gevolgen van Franco’s opstand bleven achterwege. Ook gingen zij elke opmerking uit de weg die vraagtekens kon zetten bij de persoonlijke integriteit van de dictator en kwamen er geen negatieve oordelen over concrete gedragingen van het leger en zijn officieren. Tot midden jaren zeventig bleef voorts onvermeld dat er tijdens de Spaanse Burgeroorlog in de zogenaamde Nationale zone op systematische en geplande wijze terreur was uitgeoefend.