Infants at very high risk of cerebral palsy
Promotie: | dr. T. Hielkema |
Wanneer: | 13 september 2017 |
Aanvang: | 16:15 |
Promotors: | prof. dr. M. (Mijna) Algra, prof. dr. J.H.B. (Jan) Geertzen |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |

Effecten van vroege interventie voor baby's met een zeer hoog risico op CP
In de eerste levensmaanden is het over het algemeen nog niet duidelijk hoe een kind zich gaat ontwikkelen. Aanwezigheid van risicofactoren, zoals een hersenbeschadiging of afwijkingen in bewegen, zijn een voorspeller voor ontwikkelingsproblematiek, zoals cerebrale parese (CP). CP is de meest voorkomende fysieke beperking bij kinderen, waarbij voortbewegen bemoeilijkt is, vaak door spasticiteit. In dit proefschrift zijn effecten van vroege interventie voor baby's met een zeer hoog risico op CP onderzocht, waarbij reguliere fysiotherapie vergeleken is met een nieuwe interventiemethode: COPCA (COPing with and CAring for infants with special needs - a family centred programme (een gezinsgericht programma gericht op omgaan met en zorg voor jonge kinderen met specifieke behoeftes)). De interventies werden onderzocht in twee interventiestudies: het VIP-project (2003-2005) en het LEARN2MOVE 0-2 project (2008-2015). Na de interventieperiode waren ontwikkeling van de kinderen en functioneren van de gezinnen vergelijkbaar op groepsniveau. Detail-analyse van de inhoud van de interventies leerde dat enkele COPCA-elementen positief gerelateerd waren aan uitkomsten van kind (in het VIP-project) en gezin (in het LEARN2MOVE 0-2 project). In de loop van de jaren is er een toename gezien in de mate waarin ouders betrokken werden bij de therapie voor hun kind. Om effecten van interventies goed te meten, zijn adequate meetinstrumenten nodig. Daarom zijn er suggesties gedaan voor motorische ontwikkelingstesten voor jonge kinderen met een hoog risico op CP. Met de resultaten van dit proefschrift hopen we de begeleiding voor kinderen met een zeer hoog risico op CP en hun gezinnen te verbeteren.