Trismus secondary to head and neck cancer
Promotie: | Mw. J.I. (Jolanda) Drouven-Kamstra |
Wanneer: | 09 november 2016 |
Aanvang: | 16:15 |
Promotors: | prof. dr. P.U. (Pieter) Dijkstra, prof. dr. J.L.N. (Jan) Roodenburg |
Copromotor: | dr. H. Reintsema |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |
Oefentherapie om trismus te voorkomen of te behandelen werkt niet altijd
Trismus, het slechts zeer beperkt kunnen openen van de mond, is één van de mogelijke bijwerkingen van de behandeling van hoofd-halskanker. MKA-chirurg in opleiding Jolanda Kamstra onderzocht bij wie en onder welke omstandigheden trismus het vaakst optreedt en ontwikkelde hiervoor voorspelmodellen. Ook bestudeerde ze rektechnieken en oefentherapie ter behandeling van trismus. De resultaten van oefentherapie blijken het best te werken bij patiënten die vroeg starten met oefentherapie en die de oefeningen trouw uitvoeren. Maar oefentherapie werkt niet altijd, zo concludeert Kamstra ook. Trismus blijkt evenmin altijd te kunnen worden voorkomen.
Patiënten met hoofd-halskanker ondergaan vaak een operatie waarin de tumor wordt verwijderd, radiotherapie en/of chemotherapie. Deze behandelingen kennen verschillende bijwerkingen, zoals een droge mond door aangetaste speekselklieren of een beperkte mondopening. Men spreekt van trismus bij een mondopening van 35 mm of minder. Het kan veroorzaakt worden doordat de tumor is ingegroeid in de kauwspieren, het kaakgewricht of de omliggende weefsels, of door de behandeling waarbij de tumor verwijderd en het tumorgebied bestraald is.
Door 641 patiënten 48 maanden lang te volgen na de start van hun behandeling, wist Kamstra verschillende risicofactoren voor het krijgen van trismus te identificeren. Ook ontwikkelde ze een voorspelmodel voor de verandering van de mondopening. Het risico op het krijgen van trismus blijkt onder andere afhankelijk van het geslacht en de leeftijd van de patiënt, de locatie en classificatie van de tumor, de mondopening bij het begin van de radiotherapie, en de bestralingsdosis. Het onderzoek liet ook zien dat trismus zes maanden na de radiotherapie bij 28% van de patiënten ontstond die daarvoor geen beperkte mondopening hadden. Kamstra pleit ervoor om de mondopening tijdens reguliere controles goed in de gaten te houden, om preventieve maatregelen te kunnen nemen bij patiënten met een hoog risico op trismus.
Tot slot bestudeerde Kamstra de effectiviteit van verschillende soorten oefentherapieën om trismus te behandelen. Ze deed dat op basis van literatuuronderzoek waarin verslag werd gedaan van verschillende eerdere studies, en op basis van eigen onderzoek naar twee soorten oefentherapie (met eenTheraBite en een Dynasplint Trismus System). Uit de samenvatting van eerder onderzoek kwam niet één oefentherapie duidelijk als beste naar voren. Beide andere vormen van therapie kunnen goed helpen, mits op tijd met de behandeling gestart wordt. Vervolgonderzoek moet volgens Kamstra laten zien welke behandeling beter is.
Jolanda Kamstra (1986) studeerde tandheelkunde en geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar onderzoek binnen onderzoeksinstituut SHARE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd met behulp van een Agiko-stipendium van ZonMw. Kamstra is in opleiding tot MKA-chirurg binnen het UMCG.