Moderate prematurity, socioeconomic status, and neurodevelopment in early childhood
Promotie: | Mw. M.R. (Marieke) Eisenga-Potijk |
Wanneer: | 28 oktober 2015 |
Aanvang: | 16:15 |
Promotors: | prof. dr. S.A. (Menno) Reijneveld, prof. dr. A.F. (Arend) Bos |
Copromotor: | dr. A.F. (Andrea) de Winter |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |
Negatieve effecten van vroeggeboorte en sociale achterstand versterken elkaar
Te vroeg geboren kinderen vertonen vaker ontwikkelings- en gedragsproblemen dan op tijd geboren kinderen. Marieke Potijk heeft in haar proefschrift onderzocht in hoeverre matige vroeggeboorte (4 tot 8 weken te vroeg) en een lage sociaaleconomische status afzonderlijk bijdragen aan het risico op ontwikkelings- en gedragsproblemen op 4-jarige leeftijd.
In de baarmoeder en in de eerste levensjaren ontwikkelt het centrale zenuwstelsel van kinderen zich snel. Dit ontwikkelingsproces kan verstoord raken door ongunstige omstandigheden, zoals vroeggeboorte en een lage sociaaleconomische status. Een dergelijke verstoring kan leiden tot blijvende veranderingen in hersenfuncties en regelsystemen van het lichamen, waardoor de fundamenten van psychische en lichamelijke gezondheid verzwakt raken. Op basis van haar onderzoek naar de samenhang tussen de genoemde factoren concludeert Potijk dat een lage sociaaleconomische status en matige vroeggeboorte afzonderlijk effect hebben op ontwikkelingsachterstand, en dat deze effecten elkaar versterken. Kinderen die in beide risicogroepen vallen, hebben een substantieel grotere kans op een ontwikkelingsachterstand dan kinderen met een van beide risicofactoren. Hetzelfde geldt voor gedrags- en emotionele problemen op jonge leeftijd. Potijk stelt dat in de preventieve jeugdgezondheidszorg, kindergeneeskunde en kinderpsychiatrie extra aandacht moet komen voor het gelijktijdig voorkomen van de bestudeerde risicofactoren, om die kinderen te identificeren die baat zouden kunnen hebben bij vroegtijdige interventie.
In het laatste deel van haar proefschrift bespreekt Potijk de relatie tussen slechte emotieregulerende vaardigheden op jeugdige leeftijd en coronaire hartziekten. De oorsprong van coronaire hartziekten ligt mogelijk al vroeg in het leven. Bij mannen met een erfelijke belasting voor coronaire hartziekten vond zij een directe associatie met slechte emotieregulerende vaardigheden rond het twintigste levensjaar, die niet samenhing met leefstijlfactoren zoals roken.
Marieke Potijk (1988) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij onderzoeksinstituut SHARE in het kader van het programma Public Health Research. Potijk ontving voor haar onderzoek een beurs van de Junior Scientific Masterclass van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Daarnaast kwam financiering van diverse wetenschappelijke organisaties in Nederland en Zweden, stichtingen en bedrijven. Potijk werkt als arts-assistent bij het Universitair Centrum Psychiatrie van het UMCG.