The relationship between motor performance and executive functioning in 3- to 5-year-old children
Promotie: | Mw. G.J. (Gerda) van der Veer |
Wanneer: | 12 mei 2022 |
Aanvang: | 12:45 |
Promotor: | prof. dr. A.E.M.G. (Alexander) Minnaert |
Copromotors: | dr. S. (Suzanne) Houwen, M.H. (Marja) Cantell, Dr |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Gedrags- en Maatschappijwetenschappen |

Relatie motoriek en executief functioneren bij jonge kinderen
Het doel van het proefschrift was te onderzoeken in hoeverre er relaties bestaan tussen motoriek en executief functioneren bij drie- tot vijfjarige kinderen. Daarnaast onderzocht Gerda van der Veer in hoeverre de manier van meten invloed heeft op deze relaties.
Voorbeeld. De vierjarige Bram zit in groep 1 van een reguliere basisschool. Hij komt met taalopdrachten goed mee. De juf ziet dat Bram sterk is in grof motorische taken zoals rennen en fietsen, maar moeite heeft met fijn motorische taken zoals plakken en kleuren. Bram houdt kringactiviteiten goed vol, maar hij heeft moeite op zijn beurt te wachten. Het lukt Bram niet goed opdrachten die uit meer stappen bestaan uit te voeren.
Dit voorbeeld uit de dagelijkse onderwijspraktijk roept vragen op als: hoe kan het dat Bram op bepaalde vlakken moeite heeft, terwijl hij op andere gebieden goed meekomt? Wat is er nodig om Bram te ondersteunen in zijn ontwikkeling? Er is kennis nodig over de complexe relaties tussen motoriek en executief functioneren (EF) in jonge kinderen om deze vragen te beantwoorden.
De resultaten lieten een zwakke algehele relatie en zwakke specifieke relaties tussen motoriek en EF bij jonge kinderen zien. Hierbij maakte het niet uit of EF gemeten was met prestatie-gerelateerde tests of met een oudervragenlijst. Ook het type respons van een EF-taak (motorisch of verbaal) leek geen invloed te hebben. De aanbeveling is in voor- en vroegschoolse settingen beide ontwikkelingsdomeinen te stimuleren en bij zorgen over een van beide ontwikkelingsdomeinen zowel motoriek als EF in kaart te laten brengen..