De wetenschappelijke ontwikkelingen in de radiologie en radiotherapie binnen de geneeskunde in Nederland 1896-1922
Promotie: | Dhr. K.J. (Kees) Simon |
Wanneer: | 16 februari 2015 |
Aanvang: | 12:45 |
Promotors: | prof. dr. M.J. van Lieburg, prof. dr. R.A.J.O. (Rudi) Dierckx |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |
Nederlandse artsen zagen nut röntgenstraling voor klinische praktijk niet
De ontdekking van de röntgenstraling in 1895 werd, anders dan vaak gedacht, niet direct omarmd door Nederlandse artsen. Het zou tot 1910 duren voordat er een kentering plaatsvond en voordat de elektromagnetische straling algemene toepassing zou vinden in Nederlandse ziekenhuizen – zij het vooral om diagnoses te stellen. De pioniersjaren voor de Nederlandse radiotherapie moesten toen nog beginnen. Dat concludeert Kees Simon, oud-radioloog, op basis van historisch onderzoek in onder andere de archieven van de ‘Nederlandse Vereniging voor Elektrotherapie en Radiologie’, de NVvER. Zijn onderzoek laat zien hoe niet alleen wetenschappelijke ontdekkingen, maar ook persoonlijke belangen en verhoudingen een beslissende rol spelen in wetenschappelijke revoluties.
Afbeeldings- en bestralingstechnieken zijn inmiddels een vanzelfsprekend en belangrijk deel van de medische praktijk. Ze stellen behandelaars in staat om, zonder te snijden, een beeld te krijgen van de binnenkant van ons lichaam en om tumoren gericht te bestrijden. Simon, zelf jarenlang werkzaam als radioloog, was benieuwd hoe het allemaal begon. Hij ging daarvoor te rade bij het archief van de NVvER en bij correspondenties tussen Nederlandse pioniers op het gebied van de radiodiagnostiek, zoals de gedegen, maar ‘brave’ Wertheim Salomonson, de erudiete Groninger Wenckebach en de flamboyante Eijkman.
In die zoektocht kwam Simon verrassend veel rellen en relletjes op het spoor. Anders dan vandaag de dag was academisch onderzoek nog gescheiden van de klinische praktijk, waardoor het langer kon duren voordat nieuwe wetenschappelijke inzichten in ziekenhuizen werden geaccepteerd. Zo begonnen academische onderzoekers rond 1899 belangstelling te tonen voor mogelijke toepassingen van röntgenstraling, maar zagen artsen het nut ervan eerst niet in. Toevalligheden in het leven van de onderzoekers, zoals vroegtijdig overlijden of benoemingen als hoogleraar elders, zorgden ervoor dat veelbelovende ontwikkelingen stagneerden. Zo vertrok Wenckebach van Groningen naar Straatsburg, nadat hij een Leidse longarts niet had kunnen overtuigen van het nut van röntgendiagnostiek voor het vaststellen van longtuberculose.
Op vergelijkbare wijze, zo ontdekte Simon, bleef de radiotherapeut in Nederland lange tijd ondergeschikt aan de chirurg. Alleen als die een klus te gecompliceerd vond, mocht de radioloog proberen radiotherapie toe te passen. Dit was in Duitsland andersom, daar gebruikten gynaecologen liever röntgenstraling om bijvoorbeeld vleesbomen in de baarmoeder te behandelen dan een chirurgisch mes. Pas toen Nederlandse patiënten naar Duitsland vertrokken, werd deze paradigmawisseling ‘vom Stahl zum Strahl’, met in het kielzog het ontstaan van speciale bestralingsinstituten, in Nederland nagevolgd. Dat leidde onder andere tot de oprichting – in 1913 – van het ‘Antoni van Leeuwenhoekhuis’, inmiddels uitgegroeid tot een internationaal toonaangevend ziekenhuis voor de diagnose en behandeling van kanker.
Kees Simon (1943) studeerde geneeskunde in Utrecht en Rotterdam en werd tot radioloog opgeleid in Tilburg. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen de afdeling Medische Geschiedenis van de capaciteitsgroep Gezondheidswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Simon werkte tot zijn pensioen als radioloog in het Jeroen Bosch Ziekenhuis (Den Bosch).
Proefschrift: http://irs.ub.rug.nl/ppn/388635983