Oratie dhr. prof.dr C.J.W. Zwart : Wet en gewoonte in de taal
Wanneer: | di 28-10-2014 om 16:15 |
Waar: | Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen |
Oratie: dhr. prof.dr C.J.W. Zwart
Titel: Wet en gewoonte in de taal
Leeropdracht: Theoretische linguïstiek
Faculteit: Letteren
Theoretisch taalkundige Jan-Wouter Zwart richt zich in zijn oratie op de fundamentele eigenschappen van het menselijk taalvermogen, die pas in beeld komen als we de illusie laten varen dat taal maar een aangeleerde gewoonte is. Het fundamentele probleem van de theoretische taalwetenschap is gelegen in de ontwikkeling van een model van de grammatica, een eindig systeem van ‘regels’ dat in staat is een oneindig aantal zinnen te genereren, en wel zo dat er een eenduidige relatie bestaat tussen vorm en betekenis.
Zwart probeert in zijn onderzoek dat model zoveel mogelijk te vereenvoudigen, zodat we uitkomen bij een beperkt aantal wetmatigheden. Twee aspecten staan daarbij in het middelpunt: de rol van recursie in het model van de grammatica, en de definitie van afhankelijkheidsrelaties.
In Zwarts model is de syntactische component van de grammatica een netwerk van subroutines die elkaar voeden; recursie ontstaat wanneer de output van de ene subroutine, die potentieel complex is, als een ondeelbaar element wordt opgenomen in de input van een andere subroutine. Deze definitie van recursie werpt een nieuw licht op actuele discussies over de vraag of recursie in alle natuurlijke talen aanwijsbaar is, en over de vraag of ook (andere) dieren recursieve patronen kunnen herkennen en produceren.
Afhankelijkheidsrelaties, zoals congruentie, worden in het werk van Zwart gereduceerd tot fundamentele configurationele relaties. Deze relaties, laat Zwart zien, zijn onvermijdelijk in het generatieve model van de grammatica, en hoeven dus niet ad hoc geformuleerd te worden.
Zwart betoogt dat de wetmatigheden die op deze manier ontdekt worden een abstract karakter hebben, zodat ze niet automatisch uit de data afgelezen kunnen worden. Daarvoor is niet alleen observatie, maar ook analyse nodig, en tenslotte een esthetische evaluatie.
Zwart: ‘Wat je wilt is dat de beschrijving van de eenheden die in taal een rol spelen, en van de relaties tussen die eenheden, een zekere onvermijdelijkheid heeft, en daarmee ook een zekere schoonheid.’
Jan-Wouter Zwart (Oss, 1960) is in 2013 benoemd tot hoogleraar Theoretische Linguïstiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is een internationaal vooraanstaand theoretisch taalkundige, één van de pioniers van het linguïstisch minimalisme. Zijn onderzoeksveld bestrijkt de theoretische syntaxis, de taalkundige typologie, en de Germaanse talen en dialecten. Zijn meest recente boek is ‘The syntax of Dutch’ (2011, Cambridge University Press).