Hoogopgeleide Nederlandse vrouwen stellen eerste kind langer uit
Nederlandse vrouwen krijgen hun eerste kind relatief laat. Dat geldt vooral voor hoogopgeleide vrouwen die geen typisch vrouwenberoep uitoefenen en die voltijds werken, blijkt uit het promotieonderzoek van Katia Begall. In sectoren waar veel vrouwen werken, zoals de zorg en het onderwijs, is dit effect minder zichtbaar. Hoogopgeleide vrouwen hebben de neiging om hun tweede kind juist sneller te krijgen. Begall promoveert 7 februari 2013 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Een goede opleiding, gevolgd door een loopbaan met perspectief, een fulltime baan in een omgeving waar weinig andere vrouwen werken, onregelmatige werktijden: dit zijn factoren die eraan bijdragen dat vrouwen het krijgen van hun eerste kind steeds langer uitstellen, concludeert Katia Begall, die de relaties tussen arbeidsomstandigheden en vruchtbaarheid onderzocht.
Minder uitstel bij werk in de zorg
Ze ontdekte dat met name hoogopgeleide vrouwen in sectoren waar weinig vrouwen werken hun eerste kind uitstellen. Bij vrouwen in sectoren waar relatief veel vrouwen werken, zoals de zorg en het onderwijs, is er minder sprake van uitstel. Begall heeft hiervoor twee verklaringen: “In typische vrouwensectoren zie je het effect van ‘besmetting’. Bovendien wordt het krijgen van kinderen in deze sectoren gemakkelijker gemaakt doordat er vaak sprake is van betaald ouderschapsverlof.” De opleiding en het soort werk van de partner hebben nauwelijks invloed op het krijgen van het eerste kind. “De baan van de vrouw geeft de doorslag, al zien we ook een vertragend effect bij hoogopgeleide mannen, waarschijnlijk omdat zij vaak een hoogopgeleide vrouw hebben.”
Tweede kind er snel achteraan
Het onderzoek toont ook aan dat het moment waarop vrouwen een tweede kind krijgen niet afhankelijk is van opleiding of soort werk. Hoogopgeleide vrouwen krijgen hun tweede kind zelfs relatief sneller. Daarin verschillen Nederlandse vrouwen van werkende moeders in bijvoorbeeld Duitsland en Italië. Begall: “In Nederland hebben vrouwen de mogelijkheid om in deeltijd te werken en dat doen ze massaal. In de media worden ze soms afgeschilderd als lui, maar dat is niet het geval. Werkende moeders in Nederland gaan vaak in deeltijd werken als ze hun eerste kind krijgen en blijven in het arbeidsproces als er meer kinderen komen. Ze kunnen dankzij het deeltijdwerk zorg en werk goed combineren. Hierdoor kiezen in Nederland ook hoogopgeleide werkende moeders voor een tweede kind. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitse vrouwen, die vaak stoppen met werken als ze meer dan een kind willen. Het aandeel hoogopgeleide vrouwen dat daar maar een of zelfs helemaal geen kind krijgt is dan ook veel hoger dan hier.”
Betaald ouderschapsverlof
Begall wijt het uitstellen van het moederschap en het grote aantal vrouwen dat in deeltijd werkt onder andere aan het gebrek aan goede faciliteiten vanuit de Nederlandse overheid. Ze wijst erop dat Scandinavische ouders recht hebben op een jaar lang betaald ouderschapsverlof. “Voor de arbeidsparticipatie van de Nederlandse vrouwen zou het goed zijn als iedere ouder het recht zou hebben zes maanden lang doorbetaald voor hun kind te zorgen. En dan zonder de mogelijkheid om het verlof aan de andere ouder over te dragen.”
Conservatief moederschapsideaal
Ook merkt Begall op dat de kinderopvang in Nederland niet optimaal georganiseerd is. Ze noemt de overheid zelfs onbetrouwbaar. “De regels zijn de afgelopen jaren erg vaak veranderd waardoor jonge ouders niet weten waar ze aan toe zijn. Wat trouwens ook niet meewerkt is het relatief conservatieve klimaat in Nederland ten opzichte van wat ‘goed moederschap’ is. Het is hier nog steeds de norm dat vrouwen zelf voor hun kinderen moeten zorgen en dat tweeënhalve dag kinderopvang het maximum is.” Om de arbeidsparticipatie en vruchtbaarheid van de Nederlandse vrouwen op peil te houden, moet er volgens Begall iets veranderen aan de normatieve cultuur ten opzichte van werkende moeders en aan de faciliteiten vanuit de overheid en werkgevers. Zodat beide ouders de kans krijgen om door te werken als er kinderen komen.
Curriculum Vitae
Katia Begall (Frankfurt am Main, 1982) studeerde Sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en deed hier haar promotieonderzoek binnen de afdeling sociologie van de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen en het Interuniversity Center for Social Science Theory and Methodology (ICS). De titel van haar proefschrift is ‘Occupational hazard? The relationship between working conditions and fertility.’ Promotors zijn prof.dr. M.C. Mills, prof.dr. H.B.G. Ganzeboom. Begall is sinds oktober 2012 werkzaam postdoctorale onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, Faculteit Sociologie & Antropologie.
Noot voor de pers
Katia Begall, tel. 020-5253467 (UvA), e-mail: k.h.begall uva.nl
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 02:14 |
Meer nieuws
-
10 juni 2024
Om een wolkenkrabber heen zwermen
In Makers van de RUG belichten we elke twee weken een onderzoeker die iets concreets heeft ontwikkeld: van zelfgemaakte meetapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek tot kleine of grote producten die ons dagelijks leven kunnen veranderen. Zo...
-
21 mei 2024
Uitslag universitaire verkiezingen 2024
De stemmen zijn geteld en de uitslag van de universitaire verkiezingen is binnen!