Zeventiende- en achttiende-eeuwse kleding van walvisvaarders opgegraven op Spitsbergen
Promotie: | Mw. S.Y. Comis |
Wanneer: | 23 november 2017 |
Aanvang: | 12:45 |
Promotor: | prof. dr. L. Hacquebord |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Letteren |
Ook Nederlandse walvisvaarders op Spitsbergen volgden de mode
Nederlandse walvisvaarders die in de zeventiende eeuw op de Nederlandse nederzetting Smeerenburg op Spitsbergen verbleven, lijken geen typische walvisvaarderskleding te hebben gedragen. Als bescherming tegen de kou droegen de walvisvaarders meerdere kledingstukken over elkaar. De snit van die kleding duidt erop dat zij voor de dagelijkse kleding op Spitsbergen de mode volgden, maar dan in een eenvoudigere en goedkopere uitvoering. Dat blijkt uit onderzoek van Sandra Comis. Zij onderzocht voor haar promotie aan de RUG een unieke collectie werkmanskleding uit de zeventiende en achttiende eeuw die op Spitsbergen is aangetroffen, waardoor nu meer bekend is wat de gewone man in die tijd droeg.
Tijdens opgravingscampagnes in de periode 1979-1981 zijn door het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen de restanten van de Nederlandse walvisvaardersnederzetting Smeerenburg onderzocht. In en om de huizen en traanovens, die van 1614 tot circa 1660 in gebruik zijn geweest, zijn vele honderden textielfragmenten gevonden, waaronder delen van vilthoeden, jassen, broeken, kousen en wanten. Textielresten werden ook aangetroffen in de graven van de zeven walvisvaarders die de overwintering van 1634-1635 niet hebben overleefd. In 1980 vond tevens onderzoek plaats op het eiland Zeeuwse Uitkijk. In 50 graven van walvisvaarders zijn destijds gebreide mutsen, een leren muts met bontrand, (delen van) jassen, broeken en verschillende kousen opgegraven. Op grond van deze kledingstukken kan een deel van de graven gedateerd worden in de periode van 1650 tot circa 1750. Al met al gaat het hier om de grootste collectie van werkmanskleding in Europa.
In de zomermaanden van de eerste helft van de zeventiende eeuw droegen de mannen tijdens hun werkzaamheden op Spitsbergen korte wollen jassen, kniebroeken, lange kousen en laag schoeisel, stelt Comis. Voor de vuile werkzaamheden, zoals het doden van walvissen, het speksnijden en het traankoken hadden ze geen speciale kleding: men ging in het voorjaar gewoon gekleed in de winterkleding naar het hoge noorden. Als bescherming tegen de kou droeg men meerdere kledingstukken over elkaar. De opgegraven kleding is gemaakt van wol. Linnen en katoenen kleding is niet bewaard gebleven. De snit van de kleding wijst erop dat men voor de dagelijkse kleding op Spitsbergen de mode volgde - maar wel in een eenvoudiger en goedkoper uitvoering.
Door de vondsten en Comis’ onderzoek daarnaar is nu meer bekend wat de gewone man in die tijd droeg en welke stoffen voor deze kleding werd gebruikt. In musea zijn uit die eeuwen voornamelijk kostbare kledingstukken aanwezig. Werkmanskleding ontbreekt omdat die langdurig werd gedragen en uiteindelijk werd afgedankt.
In 2005 zijn alle archeologische vondsten van Spitsbergen, waaronder de meeste kleding, met een ceremonie overhandigd aan Noorwegen en zijn de objecten overgebracht naar het museum op Spitsbergen. Een deel van de kleding is achtergebleven in het Rijksmuseum in Amsterdam, waar een selectie van de wollen mutsen behoort tot de permanente expositie. Bij alle interviews op radio en tv noemde voormalig directeur Wim Pijbes altijd deze mutsen van Spitsbergen.