Bestaan ochtend- en avondmensen echt?
Ja, ochtend- en avondmensen bestaan echt; het is niet iets dat je jezelf alleen maar aanpraat. Eén van de oorzaken is een verschil in de werking van iemands biologische klok. Maar ook leefstijl heeft effect, dus het is mogelijk voor avondmensen om iets eerder op te staan en voor ochtendmensen iets later.
Een ochtendmens wordt ’s morgens vroeg en gemakkelijk wakker, maar tegen de avond gaan de luiken dicht en wil-ie vroeg naar bed. Een avondmens daarentegen heeft ’s morgens moeite om op tijd wakker te worden en komt vaak tegen de avond pas echt op gang. Goed presteren, sporten: een ochtendtype doet het graag vroeg op de dag, maar het avondtype liefst pas in de avond. De verschillen kunnen zo groot zijn dat het echte ochtendtype al uit bed is als het avondtype er net in kruipt.
Kan je van zo’n avondtype een ochtendtype worden? Nou nee, niet gemakkelijk. Je kunt als avondmens wel je leefstijl veranderen waardoor je iets makkelijker op tijd in slaap valt en wakker wordt, maar echt een ochtendtype zal je nooit worden. Is dat erg? Dat ligt eraan of je als avondmens een vast ritme aanhoudt, want een onregelmatig ritme is niet zo gezond. Uit recent onderzoek blijkt dat een regelmatig slaap-waakritme belangrijker is voor levensverwachting dan slaapduur.
Het ritme van slapen en waken wordt geregeld door de biologische klok in je hersenen. Een gebied van 100.000 hersencellen, vlak boven de plek waar de oogzenuwen je hersenen binnenkomen. De cellen in de biologische klok kunnen zelf een ritme produceren van ongeveer 24 uur en vertellen het lichaam hoe laat het is; dat het tijd wordt om te gaan slapen, en dat het tijd wordt om op te staan. Ze genereren ook allerlei ritmes in je bloeddruk, hartslag en hormoonspiegels om je voor te bereiden op het in slaap vallen en ontwaken. Het ritme van de biologische klok is niet precies 24 uur. Bij ochtendmensen loopt deze klok iets sneller, bijvoorbeeld 23.8 uur, terwijl de klok bij avondmensen iets langzamer loopt, bijvoorbeeld 25 uur. Hierdoor ontvangt een avondmens pas laat het seintje dat het tijd is om naar bed te gaan of om op te staan.
Maar je kunt de klok wat verzetten. Licht dat in de ochtend op je ogen valt versnelt de klok; avondlicht maakt hem trager.
Kort gezegd, een avondmens heeft een biologische klok die langzamer loopt dan die van een ochtendmens. Maar je kunt je biologische klok bijstellen door licht en donker op het juiste moment. Het is belangrijk om een regelmatig slaap-waakritme aan te houden en zoveel mogelijk, minstens twee uur, daglicht per dag te zien. Voor avondmensen is het vooral van belang direct na het wakker worden de gordijnen open te trekken, in het licht te ontbijten en avondlicht te vermijden.
Wie is Marijke Gordijn?
Marijke Gordijn studeerde biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde in de medische wetenschappen op een onderzoek naar de rol van de biologische klok en slaap bij depressieve patiënten. Gordijn is gastmedewerker aan de RUG en leidt haar eigen wetenschappelijk onderzoeks- en adviesbedrijf Chrono@Work.
Ze geeft veelvuldig lezingen, trainingen en workshops bij nationale en internationale bijeenkomsten op het gebied van slaapgeneeskunde, psychiatrie, nachtwerk, licht en gezondheid en andere specialismen in de gezondheidszorg.
Meer wetenschappelijke quotes lezen?
Waarschijnlijk wel. Ons stresssysteem is afgesteld op acute, tijdelijke dreiging, zoals een hongerige sabeltandtijger waar de oermens voor moest vluchten of vechten. De stress van tegenwoordig, zoals prestatiedruk, is langduriger en constanter: we staan bijna altijd ‘aan’. Hierdoor herstelt ons stresssysteem minder goed en ervaren we meer stressgerelateerde klachten.
In het nieuws is regelmatig te lezen dat we in toenemende mate stress ervaren. Stress is een reactie van je lichaam op een dreiging uit de omgeving. Vroeger, in de oertijd, bestond die dreiging uit acuut gevaar, zoals de eerder genoemde hongerige sabeltandtijger. Tegenwoordig is ons stresssysteem nog steeds hetzelfde als dat van de oermens. In een stressvolle situatie maak je eerst adrenaline aan. Dit stresshormoon zorgt voor de beroemde vecht- of vluchtreactie: je hartslag gaat omhoog en je ademhaling versnelt. Vervolgens komt cortisol vrij. Dit hormoon maakt meer energie beschikbaar voor bijvoorbeeld hersencellen en spiercellen, en verhoogt de bloeddruk. Tegelijkertijd remt het tijdelijk de spijsvertering en het afweersysteem, zodat je meer energie hebt om de dreiging het hoofd te bieden. Als de dreiging verdwijnt en je weer ontspant, herstelt het stresssysteem uit zichzelf en daalt de afgifte van stresshormonen. Stress is dus niet slecht - sterker nog, stress is nodig om te overleven.
Tegenwoordig hoeven we niet meer zo bang te zijn voor sabeltandtijgers. De stress die veel mensen nu ervaren, is van een heel andere orde: prestatiedruk, werkdruk of studiestress. Ook die stress is niet altijd slecht: een beetje stress voor een belangrijke presentatie of een tentamen kan je helpen om beter te presteren, het verhoogt je focus en energie. Maar als stress langdurig aanhoudt, kan het vervelend worden. Het stresssysteem krijgt niet meer de kans om te herstellen en dat kan leiden tot klachten zoals slaapproblemen, geheugenproblemen, verminderde weerstand en hart- en vaatziekten. Deze klachten komen steeds vaker voor - niet alleen als je de oertijd met nu vergelijkt, ook als je de jaren 1990 vergelijkt met de jaren 2010, ontdekten Amerikaanse onderzoekers. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat we continu worden blootgesteld aan prikkels. Je kunt overal je werkmail checken, en anders herinneren de nieuwswebsites je er wel aan dat het slecht gaat met de wereld, of zorgen de socials ervoor dat je de druk ervaart om ‘je beste zelf te zijn’. Raak je hier gestrest van, dan is het lastig om weer tot rust te komen - de ‘dreiging’ blijft continu aanwezig en je stresssysteem kan niet herstellen. Waarschijnlijk zijn we daarom meer gestrest dan vroeger: ons lichaam kan beter omgaan met een korte, acute dreiging dan met die langdurige, constante stress van nu.
Meer lezen? Sapolsky, R. M. (2005). Why Zebras Don’t Get Ulcers. Henry Holt & Company: New York, NY, USA. (boek)
Ja, dat kan! Doodgaan is niet alleen een biologisch, maar ook een sociaal proces. Na een overlijden verdwijnt de band die je met een naaste hebt niet plotseling. Deze relaties veranderen, vervagen of intensiveren, afhankelijk van tijd en plaats. Sommige mensen praten met hun overledenen of brengen een toast uit op hun verjaardag bij het graf. Of ze schrijven brieven om hen op de hoogte te houden van gebeurtenissen in het leven.
Wat is ‘dood zijn’ precies? In de sociale wetenschappen wordt onderscheid gemaakt tussen biologische dood en sociale dood. De biologische dood treedt in als de hersenfuncties onomkeerbaar, definitief en volledig verloren zijn gegaan. Er is geen weg terug. De sociale dood treedt in wanneer iemands identiteit vervaagd, bijvoorbeeld wanneer iemand niet langer herinnerd wordt. Dit kan gebeuren na een overlijden, maar ook tijdens iemands leven, bijvoorbeeld door extreme eenzaamheid, uitsluiting of bepaalde ziektebeelden zoals Alzheimer.
Vaak treedt de sociale dood geleidelijk in nadat iemand biologisch is overleden. De relatie die je met een naaste hebt verdwijnt niet plotseling, maar blijft voortbestaan en ontwikkelt zich. Mensen praten met hun overleden dierbaren, bijvoorbeeld bij een gedenkplek, of ervaren hun aanwezigheid via materiële herinneringen in huis zoals foto's en kleding.
De relaties die mensen met hun overledenen onderhouden zijn dynamisch en veranderen met de tijd. Dit betekent niet alleen dat mensen op verschillende momenten meer of minder intense banden kunnen ervaren, afhankelijk van hun rouwproces. Het betekent ook dat de overledenen zich sociaal blijven ontwikkelen. Zo zie je op graven in Nederland vaak verjaardagskaarten die laten zien dat de overledene ouder wordt, zelfs na de dood. Bijvoorbeeld, iemand die op 47-jarige leeftijd overleed, wordt gefeliciteerd met zijn 50e verjaardag. Ook worden de overledenen geïnformeerd over nieuwe aanwas middels geboortekaartjes. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de borrels die, zo getuigen de glazen en flesjes op graven, samen met de doden worden gedronken.
Kortom: in sociaal opzicht is doodgaan een gradueel proces en onderhouden levenden relaties met de doden. Deze relaties veranderen, vervagen of intensiveren, afhankelijk van tijd en plaats.
In tegenstelling tot wat veel mensen denken, zijn drugs niet legaal in Nederland. Wel zijn we in Nederland tolerant ten opzichte van softdrugs, zoals wiet. De overheid gedoogt het bezit van vijf wietplanten en vijf gram softdrugs en coffeeshops mogen kleine hoeveelheden verkopen onder strikte voorwaarden.
De tolerantie in Nederland tegenover softdrugs wordt het gedoogbeleid genoemd. Onder dit beleid worden bepaalde overtredingen van de Opiumwet niet actief vervolgd, zoals het bezit van een gebruikershoeveelheid drugs. Hieronder vallen vijf gram softdrugs, vijf wietplanten, een halve gram harddrugs of één pil. Een van de bekendste onderdelen van het gedoogbeleid is de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis in coffeeshops. Coffeeshops mogen maximaal vijf gram cannabis per persoon per dag verkopen aan personen ouder dan 18 jaar. Daarnaast mogen ze maximaal 500 gram cannabis op voorraad hebben. Dit gedoogbeleid is in de jaren 70 ingevoerd om de markten van harddrugs en softdrugs te scheiden en om zo de gezondheidsrisico’s van drugsgebruik te beperken, criminaliteit te verminderen en overlast te voorkomen.
Maar er zit een gekke kant aan dit gedoogbeleid. De verkoop in coffeeshops wordt gedoogd, maar cannabis telen is verboden. Dit houdt in dat coffeeshophouders momenteel gedwongen zijn illegaal hun winkel te bevoorraden. Al jarenlang wordt in Nederland een discussie gevoerd over de vraag of de wietteelt gelegaliseerd moet worden. Voorstanders zeggen dat legalisering de gezondheid beschermt omdat er meer toezicht is op de kwaliteit. Daarnaast wordt criminaliteit tegengegaan, omdat coffeeshophouders niet langer in zee hoeven te gaan met criminelen. Tegenstanders zeggen juist dat legalisering gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en leidt tot een toename van drugsgebruik.
In 2020 is de overheid daarom gestart met een experiment genaamd ‘de gesloten coffeeshopketen’. Dit is een experiment in elf gemeenten met als doel te onderzoeken of het mogelijk is om op een gecontroleerde manier cannabis te kweken en aan coffeeshops te leveren. De wetgeving is hiervoor aangepast zodat productie, distributie en verkoop binnen de elf gemeenten niet langer strafbaar zijn. Het experiment had een lange voorbereidingsfase, maar de eerste gereguleerde wiet is sinds eind 2023 te koop in de coffeeshops in Breda en Tilburg. De andere deelnemende gemeenten volgen in de loop van 2024.
Hoewel Nederland lange tijd bekend stond om zijn liberale softdrugsbeleid, zijn andere landen ons inmiddels voorbijgestreefd. Zo is de wietteelt in enkele staten van Amerika gelegaliseerd, net zoals in Canada en Uruguay. Ook onze oosterburen hebben een belangrijke stap gezet richting een liberaler cannabisbeleid. Vanaf 1 april 2024 mogen volwassenen in Duitsland 50 gram cannabis bezitten en drie planten telen voor eigen gebruik.
RUG Lustrum:
Vier met ons 410 jaar wetenschappelijk onderwijs!
Deze campagne is onderdeel van het RUG Lustrum. De Rijksuniversiteit Groningen bestaat dit jaar 410 jaar. Dat vieren we met een Lustrum.
Laatst gewijzigd: | 21 mei 2024 10:21 |